Preventieles

Preventieles
Quiz
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Preventieles
Quiz

Slide 1 - Diapositive

Wat gebeurt er niet als je rookt?
A
Je raakt verslaafd.
B
Je krijgt slechte tanden.
C
Je haar valt uit.
D
Je vingers worden geel.

Slide 2 - Quiz

Naar welke 3 organen gaat alcohol als je alcohol drinkt?
A
Hersenen, darmen, maag.
B
Bloedvaten, nieren, maag.
C
Milt, nieren, blaas.
D
Lever, hersenen, bloedvaten.

Slide 3 - Quiz

Als je alcohol drinkt, gaat de alcohol ook naar je voeten.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 4 - Quiz

Hoeveel procent van de Nederlanders roken?
A
34,6%
B
22,1%
C
18,9%
D
17,1%

Slide 5 - Quiz

Hoeveel mensen sterven jaarlijks aan roken in Nederland?
A
4000
B
11000
C
700
D
18000

Slide 6 - Quiz

Hoeveel procent van alle mensen die roken krijgen longkanker?
A
28%
B
17%
C
5%
D
57%

Slide 7 - Quiz

Hoeveel procent van de Nederlanders zijn alcoholist?
A
43,5%
B
8,3%
C
6,5%
D
23,5%

Slide 8 - Quiz

Hoeveel mensen van 18 jaar en ouder drinken weleens alcohol?
A
5 van de 10
B
8 van de 10
C
7 van de 10
D
4 van de 10

Slide 9 - Quiz

Hoeveel mensen zijn verslaafd aan drugs in Nederland?
A
29.000
B
78.000
C
100.000
D
55.000

Slide 10 - Quiz

Stoppen met roken heeft een positief effect op....
A
Depressie
B
Angst en stress
C
Beide antwoorden zijn goed.
D
Geen van beide antwoorden zijn goed.

Slide 11 - Quiz

Welke gevolgen heeft roken?
A
Long- en hartziektes
B
Botbreuken
C
Schaafwonden
D
Gameverslaving

Slide 12 - Quiz

Hoeveel % van de jongeren heeft een vape aangeraakt (onder 25 jaar)?
A
22%
B
35%
C
33%
D
18%

Slide 13 - Quiz

Wat zit er in tabak?

A
zand
B
droge bladeren
C
meelwormen
D
dopamine

Slide 14 - Quiz

Wat maakt alcohol verslavend?
A
Het sociale aspect (gezelligheid)
B
Het stimuleert de afgifte van dopamine
C
Er zit nicotine in
D
Je wordt er rustig van.

Slide 15 - Quiz

Waterpijp roken is ... roken.
A
slechter dan
B
beter dan
C
even slecht als
D
minder slecht als

Slide 16 - Quiz