C4 quiz over middelengebruik

C4 quiz over middelengebruik
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

C4 quiz over middelengebruik

Slide 1 - Diapositive

Welk middel is sterker?
A
THC
B
CBD
C
allebei even sterk

Slide 2 - Quiz

Waarop loop je risico als je blowt?
A
psychische stoornis
B
verminderde concentratie
C
je enkel breken
D
geheugen-problemen

Slide 3 - Quiz

Hoe kan je cannabis gebruiken?
A
roken
B
eten
C
drinken
D
verdampen

Slide 4 - Quiz

Wat is binge-drinken?
A
In korte tijd meer dan zes glazen drinken
B
Meer dan 5 shotjes nemen
C
Een fles atten
D
In vier uur 9 glazen drinken

Slide 5 - Quiz

Wanneer ben je een alcoholist? Als je hoeveel drinkt...
A
MAN 6 glazen per dag VROUW 9 glazen per dag
B
MAN 14 glazen per week VROUW 10 glazen per week
C
MAN 20 glazen per week VROUW 10 glazen per week
D
3 glazen per dag

Slide 6 - Quiz

Tot welke leeftijd zijn je hersenen in ontwikkeling en extra gevoelig voor alcohol?
A
Tot je 16e
B
Tot je 18e
C
Tot je 21e
D
Tot je 24e

Slide 7 - Quiz

Waarom is roken verslavend? Dat komt door de ...
A
nicotine
B
teer
C
koolmonoxide
D
benzeen

Slide 8 - Quiz

Wat is NIET een gevolg van roken?
A
de kleur van je urine verandert
B
hart- en vaatziekten
C
gele vingers
D
verandering van eetlust

Slide 9 - Quiz

Hoe lang duurt het om te herstellen van dagelijks blowen?
A
3 weken
B
5 weken
C
6 weken
D
8 weken

Slide 10 - Quiz

Wat is sterker: hash of wiet?
A
hash
B
wiet

Slide 11 - Quiz

Hoeveel procent van de mensen in Nederland rookt?
A
17,5 procent
B
24,2 procent
C
27,0 procent
D
39,2 procent

Slide 12 - Quiz

In welke leeftijdsgroep vind je het grootste percentage rokers?
A
15-25 jaar
B
18-30 jaar
C
25-35 jaar
D
55-65 jaar

Slide 13 - Quiz

Hoeveel mensen sterven in Nederland elk jaar aan de gevolgen van roken?
A
15.000
B
17.000
C
19.000
D
21.000

Slide 14 - Quiz

Hoeveel procent van de rokers haalt zijn/hun/haar pensioen niet?
A
5%
B
10%
C
15%
D
25%

Slide 15 - Quiz