naamvallen

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Rijtjes leren!

Je mag je HB erbij houden

p. 76

Wat is de juiste volgorde

1. nom-gen-dat-abl -acc
2. nom-gen-dat-acc-abl
3. nom-dat-gen-abl -acc
4. nom-dat-gen-acc-abl

p. 104 van je hulpboek

overzichtje van alle 5 de naamvallen en voor welke functies ze gebruikt worden.

Welke 3 kende je al?

Leer-tip voor de volgorde:

de nominativus van de genitivus bouwen voor de dativus een accusativus met de ablativus

Je mag je HB erbij houden

p. 76 

We gaan de rijtjes wat beter leren kennen.

Welke vorm ontbreekt hier:
rosa - ? - rosae - rosam - rosa

1. rosas
2. rosis
3. rosae
4. rosarum

Welke vorm ontbreekt hier:
rosae - rosarum - rosis- ?- rosis

1. rosas
2. rosis
3. rosae
4. rosarum

Welke vorm ontbreekt hier:
locus- loci- ?- locum- loco

1. loci
2. loco
3. locas
4. locos

Welke vorm ontbreekt hier:
anni- ?- annis- annos- annis

1. annum
2. annos
3. annorum
4. anno

Welke vorm ontbreekt hier:
rex- regis- ?- regem- rege

1. rega
2. rege
3. regi
4. rego

Sleep de woorden naar de goede term

Infinitivus

Nominativus

Accusativus

Dativus

Hele werkwoord

Onderwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Maar hoe weet je volgens welk rijtje een woord gaat?

Verbuigings-groep 1

Verbuigings-groep 2

Verbuigings-groep 3

Verbuigings-groep 2 (onzijdig)

Verbuigings-groep 3 (onzijdig)

arbor, arboris (f)

puer, ī (m)

femina, ae (f)

rex, regis (m)

flumen, fluminis (n)

filius, ī (m)

aqua, ae (f)

dōnum, ī (n)

Welke uitgang hoort bij welke naamval?

nom. ev.

acc. ev.

nom. mv.

acc. mv.

feminae

feminam

femina

feminas

Welke uitgang hoort bij welke naamval?

nom. ev.

acc. ev.

nom. mv.

acc. mv.

servum

servos

servi

servus

Groep 3 M/V: ev. en mv.

ev

mv

nom

gen

dat

acc

abl

nom

gen

dat

acc

abl

regem

rex

reges

reges

sommige hebben meerdere opties, maakt niet uit welke je dan kiest.

Welke uitgang hoort bij welke naamval?

nom. ev.

acc. ev.

nom. mv.

acc. mv.

reges

regem

reges

rex

Je mag je HB erbij houden

p. 72 over het persoonlijk voornaamwoord

(hem, haar, mij, ik, ons, etc.)

Welke vorm heb je nodig voor de zin:
ik heb [voor jou] een cadeautje

Denkstappen

I. Wat voor functie is "voor jou"?

II. Wat voor naamval hoort bij die functie?

III. Waar staat die in het schema en hoe ziet de vorm er dus uit?

1. tu
2. me
3. te
4. tibi

Welke vorm heb je nodig voor de zin:
hij zoekt [ons]

1. nos
2. nobis
3. eos
4. me

Realisatie

wij is meervoud van ik

nom ev

acc ev

nom mv

acc mv

nom + acc mv

eas

tu

vos

me

eam

te

ei

is

ea

eum

nos

ego

eos

eae