Voorzetsels

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Voorzetsels

Doel

• Aan het eind van de les weet je een voorzetsel is en kun je deze benoemen in een zin.

Voorzetsels

Voor de voorstelling ontmoeten de bezoekers elkaar in de hal. 

• Een voorzetsel (vz) wordt meestal vóór een woord of een groepje woorden gezet, soms erachter. 
• Een voorzetsel geeft plaats, tijd of reden/oorzaak aan.
  plaats: onder het bureau, aan de muur
  tijd: na het weekend, om zes uur
  reden of oorzaak: door de warmte, wegens vakantie
• Ezelsbruggetje: zet het voorzetsel voor 'het kooitje' of voor 'het feest'.
  

Vaste combinaties

Met een zelfstandig naamwoord (voorzetseluitdrukking)

bij wijze van

in antwoord op

in overleg met

Met een werkwoord

hopen op

denken aan

genieten van

Zo herken je een voorzetsel

-voor een voornaamwoord:

Ik fiets met hem. Hij loopt achter ons.

-voor een groepje woorden met een zelfstandig naamwoord:

De boeken zitten in mijn rugzak. Op het dak liggen zonnepanelen.

-voorzetsel achter een zelfstandig naamwoord geven vaak een richting aan:

Lieke loopt de school uit  het park in.

-soms staat het midden in een zin:

De jongens uit de straat voetballen achter het huis van Dave.

LET OP

Let op bij scheidbare werkwoorden

Voorbeeld:  De leerlingen letten het eerste uur altijd goed op.

 Op is in deze zin dus geen voorzetsel, maar hoort bij de persoonsvorm (pv) letten.  Het hele werkwoord is opletten.

We kijken samen naar voetbal op de televisie

Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Zet het juiste voorzetsel in de zin.

Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?

op

achter

met

bij

tegen

aan

Zet het juiste voorzetsel in de zin.

Ben jij bang ... spinnen?

op

achter

voor

bij

tegen

aan

Wat is het voorzetsel in deze zin:
De krant ligt naast de bank.

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Aan de slag!

§ 10 Voorzetsels

Opdracht 2, 3 + 5 (blz. 222-223)

HW-check:

- Blz. 214 opdracht 2, 3, 5 +6

- Blz. 218 opdracht 1, 2 + 4