Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Grammatica woordsoorten
olw, blw, bn, zn,
hww, zww, vz
Slide 1 - Diapositive
Voorzetsels
Slide 2 - Diapositive
Noem 3 voorzetsels
timer
0:30
Slide 3 - Question ouverte
Voorzetsels (vz)
Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. )
Let op! Delen van splitsbare werkwoorden zijn geen vz.
Bv. opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz
Slide 4 - Diapositive
Eigenschappen vz
Een voorzetsel geeft een:
plaats aan, bijvoorbeeld op de kast
tijd aan, bijvoorbeeld om 8.30 uur
reden aan, bijvoorbeeld vanwege de maatregelen Ezelsbruggetje:
... de kast (achter, tussen, bovenop)
... de vakantie (tijdens, gedurende, door)
Slide 5 - Diapositive
Wat is het voorzetsel in deze zin: De krant ligt naast de bank.
timer
0:30
Slide 6 - Question ouverte
Wat is het voorzetsel in deze zin: Ik ga bij mijn vriend voetballen.
timer
0:30
Slide 7 - Question ouverte
Welk woord in de zin is het voorzetsel : Mijn fiets staat tegen de schutting.
timer
0:30
Slide 8 - Question ouverte
Welk woord in de zin is het voorzetsel : Voor ons huis staat een BMW.
timer
0:30
Slide 9 - Question ouverte
Welk woord in de zin is het voorzetsel : Let op, het zijn er 2! Na schooltijd fiets ik langs de bakker.
timer
0:30
Slide 10 - Question ouverte
Vul een voorzetsel in: Mijn vader fietst ..... het donker.
timer
0:30
Slide 11 - Question ouverte
De ondernemende peuter kroop … de tafel. Welk voorzetsel kun je hier neerzetten?
timer
0:30
Slide 12 - Question ouverte
Vul een voorzetsel in: We zijn ..... Brussel gereden.
timer
0:30
Slide 13 - Question ouverte
Haal alle voorzetsel uit de volgende zin: Mijn vader zit op de oever te vissen, want hij mag niet naar zijn werk.
timer
0:30
Slide 14 - Question ouverte
Maak een zin met een voorzetsel
timer
0:30
Slide 15 - Question ouverte
Haal alle voorzetsel uit de volgende zin:
De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.