Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Woordsoorten M4a
Grammatica
* herhaling zinsdelen
* instructie woordsoorten
1 / 37
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Cette leçon contient
37 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Grammatica
* herhaling zinsdelen
* instructie woordsoorten
Slide 1 - Diapositive
Pak pen en papier erbij!
Benoem de zinsdelen van de volgende zinnen.
Tip: gebruik je grammatica stappenplan!
Slide 2 - Diapositive
Dat liedje blijft de hele dag
in mijn hoofd zitten.
Slide 3 - Question ouverte
De burgemeester bracht de honderdjarige man
een bezoek.
Slide 4 - Question ouverte
Woordsoorten
* herhaling alle woordsoorten
* oefening woordsoorten
Slide 5 - Diapositive
Welke van onderstaande woorden zijn lidwoorden?
A
wie, wat, waar
B
de, het , een
C
deze, die, dat
D
jouw, mijn, ons
Slide 6 - Quiz
Welk van onderstaande woorden zijn zelfstandig naamwoorden?
A
Kay, boek, bladzijden
B
Kay, ik, vliegen
C
boek, rennen, lopen
Slide 7 - Quiz
Zelfstandig naamwoord (znw)
* dieren
* dingen
* mensen
* planten
Tip: je kunt er de, het of een voorzetten
Slide 8 - Diapositive
Welk van de onderstaande woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
lieve, leuke, schattige
B
lopen, rennen, vliegen
Slide 9 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord (bnw)
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
"die lieve opa"
"de schattige baby"
"de gekke leerling"
Slide 10 - Diapositive
Welk van de volgende woorden zijn voorzetsels?
A
de, het, een
B
vliegen, lopen, rennen
C
in, op, onder
Slide 11 - Quiz
Voorzetsels
* maakt altijd deel uit van een zinsdeel
TIP; gebruik de kast
op de kast, onder de kast, naast de kast, voor de kast, in de kast,
etc.
Slide 12 - Diapositive
Geef hieronder het persoonlijk voornaamwoord aan
A
ik
B
Pip
C
vlieg
Slide 13 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord
Verwijst naar een persoon, een groep personen, voorwerpen of onzichtbare zaken.
(ik , jij, hem, zij )
Slide 14 - Diapositive
Geef het bezittelijk voornaamwoord aan
A
fiets, auto
B
jij, ik
C
Lieke, Anne
D
mijn, jouw
Slide 15 - Quiz
Bezittelijk voornaamwoord
Geeft een bezit aan.
Mijn boek
Jouw fiets
Onze auto
Slide 16 - Diapositive
Geef het vragend voornaamwoord aan
A
Mijn, jouw
B
Wie, Wat ??
C
Ik, jij
Slide 17 - Quiz
Vragend voornaamwoord
Wie, wat, welke en wat voor (een) zijn vragende voornaamwoorden.
Slide 18 - Diapositive
Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
die, dit
B
jouw, mijn
C
ik, jij
Slide 19 - Quiz
Aanwijzend voornaamwoord
Wijst iets of iemand aan.
Aanwijzende voornaamwoorden zijn: deze, dit, die en dat.
Slide 20 - Diapositive
Wat is een betrekkelijk voornaamwoord?
A
Anne, Lieke
B
Wanneer, Hoe?
C
die, dat
Slide 21 - Quiz
Betrekkelijk voornaamwoord
Verwijst terug naar een woord of een woordgroepje dat er vlak voor staat.
De betrekkelijke voornaamwoorden zijn die, dat, wat en wie.
Slide 22 - Diapositive
Wat is het betrekkelijk vnw?
Het boek dat ik gisteren heb gelezen, was ontzettend spannend.
Slide 23 - Question ouverte
Wat is het betrekkelijk vnw?
De vrouw die naast mij woont, heeft een kat.
Slide 24 - Question ouverte
Wederkerend voornaamwoord
Komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord.
zich aanpassen
zich verzetten
zich vergissen
Jij vergist
je
in de datum.
Ik pas
me
aan.
Slide 25 - Diapositive
Wat is het wederkerend vnw?
Hij wast zich elke ochtend.
A
elke
B
ochtend
C
hij
D
zich
Slide 26 - Quiz
Wat is het wederkerend vnw?
Zij past zich aan tijdens het feestje.
Slide 27 - Question ouverte
Wederkerig voornaamwoord
Elkaar
is het wederkerig voornaamwoord
We zien
elkaar
volgende week.
Slide 28 - Diapositive
Alles door elkaar!
Slide 29 - Diapositive
Het voorzetsel:
Het werkstuk is opgeslagen op de harde schijf.
Slide 30 - Question ouverte
Persoonlijk voornaamwoord:
Ik heb mijn telefoonnummer gegeven
Slide 31 - Question ouverte
Bezittelijk voornaamwoord:
Wil je vandaag je kamer opruimen?
Slide 32 - Question ouverte
Betrekkelijk voornaamwoord:
De docent die dat zei, heeft gelijk!
Slide 33 - Question ouverte
Wederkerig voornaamwoord:
Toen we elkaar zagen, wisten we het meteen!
Slide 34 - Question ouverte
Wederkerend voornaamwoord:
Mijn zusje vergiste zich in de datum van mijn feest.
Slide 35 - Question ouverte
Pen en papier!
Benoem alle woorden van deze zin:
Heb je die nieuwste serie gezien over een man die vermoord wordt?
Slide 36 - Diapositive
Pen en papier!
Benoem alle woorden van deze zin:
Wat vind je van mijn nieuwe jas?
Slide 37 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Woordsoorten M4a
il y a 2 heures
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Herhaling woordsoorten - voornaamwoorden
Décembre 2022
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Grammatica blok 1 en 2- Woordsoortbenoeming 2 havo
Novembre 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Woordsoortbenoeming Blok 1 en 2 - Les 1 - L2HB L2AA
Septembre 2020
- Leçon avec
27 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Voornaamwoorden!
Décembre 2022
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
VWO 2 - Studyflow - Grammatica - G3.2
Septembre 2022
- Leçon avec
40 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2 havo les 21 deel 2 voornaamwoorden
Décembre 2021
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Voornaamwoorden
Janvier 2024
- Leçon avec
46 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2