§3.1 - Organismen in hun omgeving

Welkom!
Programma:
1. Terugblik toets
2. Huiswerk nieuw + planning deze periode
3. Lesdoelen
4. Wat weet je al?
5. Nieuwe theorie en checks
6. Vragen? 
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom!
Programma:
1. Terugblik toets
2. Huiswerk nieuw + planning deze periode
3. Lesdoelen
4. Wat weet je al?
5. Nieuwe theorie en checks
6. Vragen? 

Slide 1 - Diapositive

Bekijk je toetsresultaten.
1. Noteer je cijfer, ben je tevreden met je resultaat, waarom wel/niet?
2. Heb je al je huiswerk kritisch gemaakt?
3. Heb je een begrippenlijst/mindmap/samenvatting gemaakt?
3. Hoe lang van te voren ben je begonnen met leren?
4. Wat kan je anders doen een volgende keer?
5. Heb je hulp nodig en/of een vraag?

timer
10:00
Klaar? Begin met het lezen van §3.1

Slide 2 - Question ouverte

Weektaak

Weektaak: 
§3.1 online maken + begrippenlijst (cijfer < 6,0)

Extra uitleg en/of oefenen
Werkboek + nakijken
Studiewijzer HD 3
Planning

Toetsweek 3
Hoofdstuk 3 en 4

Tempo ligt hoog.
Tip begin nu al met samenvatten!

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke eigenschappen hebben dieren?

Slide 5 - Carte mentale

§3.1 - Organismen in hun omgeving


1. Je kunt uitleggen welke factoren invloed hebben op organismen (biotische factoren en abiotische factoren)

2. Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.

3. Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan kou en hitte. 

Slide 6 - Diapositive

Leerdoelen §3.1

1. Je kunt uitleggen welke factoren invloed hebben op organismen (biotische factoren en abiotische factoren)

2. Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.

3. Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan kou en hitte. 

Slide 7 - Diapositive

Biotische factoren 
Organismen hebben invloed op elkaar. 

Invloeden (factoren) uit de levende natuur worden biotische factoren genoemd. 

Slide 8 - Diapositive

Abiotische factoren
Abiotische factoren zijn invloeden die niet uit de levende natuur komen, maar wel invloed hebben op populaties.
Voorbeelden zijn temperatuur, licht en water. 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

De hoeveelheid voedsel is een ____________ factor
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 11 - Quiz

Temperatuur is een __________ factor
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 12 - Quiz

De hoeveelheid zuurstof in de lucht is een _________ factor
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 13 - Quiz

Concurrentie is een ___________ factor
A
Biotisch
B
Abiotisch

Slide 14 - Quiz

Ecosysteem 
De biotische factoren en abiotische factoren bepalen hoe een gebied eruit ziet. 

Samen vormen de biotisch en abiotische factoren een ecosysteem 

Slide 15 - Diapositive

Is het eiland IJburg een ecosysteem?
A
Ja
B
Nee

Slide 16 - Quiz


Lees blz 72 en 73
Schrijf de dik gedrukte woorden en hun betekenis op en maak er een foto van.
timer
4:00

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo


Leg in je eigen woorden uit wat een ecosysteem is.

Slide 20 - Question ouverte

Leerdoelen
Paragraaf 3.1 

1. Je kunt uitleggen welke factoren invloed hebben op organismen (biotische factoren en abiotische factoren)

2. Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.

3. Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan kou en hitte. 

Slide 21 - Diapositive

Terugblik leerdoel 1: Geef voorbeelden van biotische en abiotische factoren die invloed hebben op organismen en leg met behulp van een voorbeeld uit hoe die factoren invloed hebben op het organisme.

Slide 22 - Question ouverte


Lees blz 74.
Schrijf de dikgedrukte woorden en hun betekenis op.
timer
5:00

Slide 23 - Question ouverte

Aanpassingen
Om goed te kunnen overleven in een ecosysteem heeft een organisme aanpassingen nodig. 

Een aanpassing is dan ook een eigenschap van het organisme, waardoor hij goed kan overleven. 

Slide 24 - Diapositive

Aanpassingen van planten 
1. Voorjaarsbloeiers
2. Klimplanten
3. Wortelrozetten
4. Woestijnplanten 

Lees blz. 74 en beantwoord dan de volgende vraag -->

Slide 25 - Diapositive

voorjaarsbloeiers
Klimplanten
wortelrozetten
woestijnplanten
bloeien voordat er bladeren aan de bomen komen
zorgen ervoor dat de planten genoeg ruimte voor zichzelf hebben, zodat hij genoeg mineralen en water tot zijn beschikking heeft. 
groeit langs de boomstam richting het licht.
hebben aanpassingen om waterverlies tegen te gaan. (bijna geen bladeren, dikke waslaag, of een dikke bladeren 

Slide 26 - Question de remorquage

Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.

A
Klimplant
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozet

Slide 27 - Quiz

Deze plant klimt m.b.v. hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht. De planten hebben deze aanpassingen om omhoog te klimmen, om zo voldoende zonlicht te krijgen voor de fotosynthese.

A
Klimop
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozetten

Slide 28 - Quiz

Woestijnplanten gaan waterverlies tegen door:
A
Dunne grote bladeren zonder waslaag
B
Dikke kleine bladeren met waslaag

Slide 29 - Quiz

Planten in het tropisch regenwoud hebben:
A
veel huidmondjes om het vocht kwijt te raken
B
weinig huidmondjes om het vocht kwijt te raken

Slide 30 - Quiz

Leg uit hoe planten zijn aangepast aan hun omgeving.

Slide 31 - Question ouverte

Leerdoelen
Paragraaf 3.1 

1. Je kunt uitleggen welke factoren invloed hebben op organismen (biotische factoren en abiotische factoren)

2. Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun ecosysteem.

3. Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan kou en hitte. 

Slide 32 - Diapositive

Aanpassing aan abiotische factor:(omgevings)temperatuur


Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig.


Slide 33 - Diapositive

Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig, wat betekent dat?

Slide 34 - Question ouverte

Aanpassingen warmbloedige dieren 
Isoleren

- wintervacht
- vetlaag

Slide 35 - Diapositive

Hoe isoleren wij ons huis?

Slide 36 - Carte mentale

Aanpassingen aan een warme omgeving 
Voorbeelden zijn:
1. dunne vacht
2. grote oren
3. lange poten

Het lichaamsoppervlak vergroten, zodat er zoveel mogelijk warmte weg kan.

Slide 37 - Diapositive

Aanpassing aan hun leefwijze
Je kan aan het gebit van een zoogdier zien wat ze eten.
1. Richel (plooikiezen)  & snijtanden ==> planteneters
2. Knipkiezen & scherpe hoektanden ==> vleeseters
3. Knobbelkiezen & snijtanden ==> alleseters

Slide 38 - Diapositive

Een mens heeft
A
knipkiezen en hoektanden
B
knobbelkiezen, hoektanden en snijtanden
C
richelkiezen en snijtanden

Slide 39 - Quiz

Een mens is een ...
A
omnivoor
B
carnivoor
C
herbivoor

Slide 40 - Quiz

De snavel van vogels is aangepast aan het soort voedsel dat ze eten.

Slide 41 - Diapositive

Waarom hebben eenden een zeefsnavel en een appelvink een kegelsnavel?

Slide 42 - Question ouverte

En de poten aan de omgeving waar ze in leven.

Slide 43 - Diapositive

Een kievit is een weidevogel, welke poten zal de kievit hebben?
A
Klimpoten
B
zwempoten
C
grijppoten
D
steltpoten

Slide 44 - Quiz

De kerkuil is een echte jager. Het liefst pakt hij muizen om op te eten. Welke poten zal een steenuil hebben?
A
Steltpoten
B
Grijppoten
C
klimpoten
D
zwempoten

Slide 45 - Quiz

Leg aan de hand van een voorbeeld uit hoe dieren zijn aangepast aan hun omgeving.

Slide 46 - Question ouverte

Weektaak (as dinsdag af!)
- Begrippenlijst afmaken
- Oefeningen §3.1 maken digitaal (kennis)! (Extra oefenen kan miv je werkboek, biologiepagina (toepassen))
- Samenvatting of mindmap maken
- Leerdoelen eigen maken, kun je ze uitleggen?
Oefen extra op www.biologiepagina.nl, zie ook links in studiewijzer.

Slide 47 - Diapositive

Slide 48 - Lien

Slide 49 - Lien