Taal herhalingsles

Taal herhalingsles - alles door elkaar
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Taal herhalingsles - alles door elkaar

Slide 1 - Diapositive

Jan & Jeannet ................... naar de winkel.
(omlopen)

Slide 2 - Question ouverte

Mijn familie ......... met elkaar Kerst.
(vieren)

Slide 3 - Question ouverte

De juffen .................... op kamp.
(afwassen)

Slide 4 - Question ouverte

Mijn moeder is gek op koken. (……….. ) kan het erg goed.
(Vul het goede verwijswoord in.)

Slide 5 - Question ouverte

De kater is buiten. ………… komt vanzelf weer thuis.
(vul het goede verwijswoord in)

Slide 6 - Question ouverte

Guus ………. de verrassing. (raden)


Slide 7 - Question ouverte

Het viaduct …………… gesloopt. (worden)

Slide 8 - Question ouverte

bijvoeglijk naamwoord
voorbeelden

Slide 9 - Carte mentale

De ………… bedoelingen. (goed)

Slide 10 - Question ouverte

Het …………meisje. (gezond)

Slide 11 - Question ouverte

stoffelijk bijvoeglijk
naamwoord voorbeeld

Slide 12 - Carte mentale

De …………. ring. (goud)


Slide 13 - Question ouverte

Het ………… raam. (hout)

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Vidéo

Welke woorden zijn juist geschreven?
A
maneschijn
B
zonneschijn
C
manenschijn
D
zonnenschijn

Slide 16 - Quiz

luister naar de juf en typ de woorden.
Zorg telkens voor een spatie.

Slide 17 - Question ouverte

Slide 18 - Vidéo

's of s
Let op: uitspraak van het woord
A
functies
B
functie's
C
paprikas
D
paprika's

Slide 19 - Quiz

's of s
Let op: uitspraak van het woord
A
codes
B
code's
C
blamages
D
blamage's

Slide 20 - Quiz

Die of dat?
Die verwijst naar de-woorden
Dat naar het-woorden

Slide 21 - Diapositive

Welke woorden kloppen?
A
die jongen
B
dat poes
C
dat jongen
D
die poes

Slide 22 - Quiz

Welke woorden kloppen?
A
die cadeautje
B
die bureau
C
dat cadeautje
D
dat bureau

Slide 23 - Quiz

Hoe breek je het woord op de juiste manier af?

A
gezon-dheid
B
ge-zondheid
C
gezond-heid
D
gezondhei-d

Slide 24 - Quiz

Hoofdletters bij directe rede
Als een hele zin geciteerd wordt, begint het citaat met een hoofdletter, en valt de punt of het vraagteken of uitroepteken binnen de aanhalingstekens: 

Ik zei: 'Ik hou niet van appeltaart.' 
De kassière vroeg: 'Hebt u een klantenkaart?'

Slide 25 - Diapositive

Hoofdletters bij directe rede
Als de zin begint met de directe rede (wat letterlijk wordt gezegd) dan begint de zin met een hoofdletter, maar in het tweede (en volgende) stuk niet.
"Ik heb goed geslapen", zei de juf.
"Als je nu niet luistert," zei de meester, "dan blijf je na!"

Slide 26 - Diapositive

In welke zin zijn de hoofdletters goed gebruikt?
A
De juf zei: 'Goed gedaan!'
B
De juf zei: 'goed gedaan!'
C
de juf zei: 'Goed gedaan!'
D
de juf zei: 'goed gedaan!'

Slide 27 - Quiz

Schrijf de volgende zin met goede hoofdletters en leestekens.
daarna zei mijn vader bedankt voor je hulp

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van:
ketting?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van:
koning?

Slide 30 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van:
haring?

Slide 31 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van:
auto?

Slide 32 - Question ouverte

Wat is het verkleinwoord van:
foto?

Slide 33 - Question ouverte