Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Herhalingsles spelling (algemene spelling en werkwoordspelling)
1 / 38
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Cette leçon contient
38 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
60 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Herhalingsles spelling en grammatica voor de toets.
Slide 2 - Diapositive
meervoud
porie epidemie therapie slee fobie
Slide 3 - Question ouverte
zn zonder meervoud
Slide 4 - Carte mentale
twee meervoudsvormen:
minnaar, eigenaar, jubileum, groente
Slide 5 - Question ouverte
bacterie
A
bacteries
B
bacterieën
C
bacteriën
D
bacteria
Slide 6 - Quiz
café - technicus - idee
A
cafees - technici - ideeën
B
cafe's - technicussen - ideën
C
cafés - technici - ideeën
Slide 7 - Quiz
braderie - cadeau - kuiken - felicitatie
A
braderieën - cadeaus - kuiken's - felicitaties
B
braderieën - cadeaus - kuikens - felicitaties
C
braderieën - cadeau's - kuikens - felicitatie's
D
braderiën - cadeau's - kuiken's - felicitaties
Slide 8 - Quiz
Wanneer schrijf je een hoofdletter?
Slide 9 - Question ouverte
Tussenletter -s?
elektriciteit...centrale
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Tussenletter -s?
najaar...storm
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Tussenletter -s?
kaas...schaaf
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
pannekoek
B
pannenkoek
Slide 13 - Quiz
Welk woord is goed gespeld?
A
groentenboer
B
groenteboer
Slide 14 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van auto?
A
autotje
B
autootje
Slide 15 - Quiz
Wat is het verkleinwoord van menu?
A
menuutje
B
menutje
Slide 16 - Quiz
Verkleinwoorden: goed of fout?
A4'tje
A
goed
B
fout
Slide 17 - Quiz
Verkleinwoorden van oma, ski en café zijn goed geschreven bij:
A
oma'tje, skietje en cafeetje
B
omaatje, ski'tje en cafe'tje
C
omaatje, skietje en cafeetje
D
oma'tje, ski'tje en cafeetje
Slide 18 - Quiz
Dat bord (betekenen) dat je hier niet mag fietsen.
A
betekent
B
betekendt
C
betekend
Slide 19 - Quiz
De hete zon (verschroeien) het gras.
A
verschroeit
B
verschroeid
C
verschroeidt
Slide 20 - Quiz
In de winter (kleden) jij je warm aan.
A
kleedt
B
kleed
Slide 21 - Quiz
De hoofdpersoon heeft spannende avonturen (beleven)
A
beleeft
B
beleefd
C
beleefdt
Slide 22 - Quiz
Hij (verhuizen) niet graag.
A
verhuisd
B
verhuist
C
verhuisd
Slide 23 - Quiz
Hij is vaak (verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd
D
verhuizd
Slide 24 - Quiz
wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
aardappel
B
het
C
geweldige
D
gescoord
Slide 25 - Quiz
Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?
A
zonnige
B
dag
C
zonnige , leren
D
leren
Slide 26 - Quiz
Hieronder staan 3 voegwoorden.
Wat is geen voegwoord.
A
maar
B
want
C
en
D
denken
Slide 27 - Quiz
Wat is het voegwoord?
Wil je een appel of een peer?
A
een
B
wil
C
of
D
je
Slide 28 - Quiz
Weet je nog?
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Slide 29 - Question ouverte
In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.
Als de zon schijnt wil ik het liefst lunchen in de tuin.
Slide 30 - Question ouverte
Is de onderstaande zin een citaat?
De ober zei: 'Hier zijn alvast jullie drankjes.'
A
ja
B
nee
Slide 31 - Quiz
Wat is de vraag naar het lijdend voorwerp?
Slide 32 - Question ouverte
Lijdend voorwerp: Wat of wie + wwg + ond?
Mijn ouders hebben voor ons sushi gemaakt.
Wat is het lijdend voorwerp?
Slide 33 - Question ouverte
Wat voor woordsoort is:
mijn
timer
0:15
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 34 - Quiz
Wat is 'met' voor woordsoort?
A
Lidwoord
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Voorzetsel
D
Aanwijzend voornaamwoord
Slide 35 - Quiz
Wat voor woordsoort is:
ik
timer
0:15
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 36 - Quiz
Wat voor woordsoort is:
Het
timer
0:15
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
lidwoord
D
wederkerig voornaamwoord
Slide 37 - Quiz
Slide 38 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Herhalingsles spelling (algemene spelling en werkwoordspelling)
Janvier 2024
- Leçon avec
41 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Oefenen taalverzorging
Novembre 2023
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2
spelling en formuleren - herhalingsles
Décembre 2021
- Leçon avec
52 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
1HV 4.9 Spelling
Avril 2021
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
BE1 4.9 Spelling en 4.6 SKL presentatie
Avril 2024
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Herhaling taalverzorging spelling H2, H5, H6
Mars 2022
- Leçon avec
21 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Periode 1
Octobre 2022
- Leçon avec
33 diapositives
Nederlands
MBO
Studiejaar 4
HV1: Quiz spelling H1 t/m H5
Octobre 2020
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1