2V - par. 6.2 (1)

• Godsdienst
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Met de term "koninkrijk van God" bedoelt Jezus

1. de tijd waarin Gods macht over heel de wereld zichtbaar wordt
2. de hemel
3. Kanaän, het land waar Israël woont
4. de geestelijke wereld van God

Welke mooie beloftes horen er bij het Koninkrijk van God?

1. eeuwig leven op een nieuwe aarde
2. gezondheid en kracht
3. liefde en geluk
4. ze horen er allemaal bij

Waar is het koninkrijk van God te vinden?

1. in de hemel
2. overal waar mensen in Jezus geloven
3. op aarde na de terugkomst van Jezus
4. in Palestina

Welke bewering is WAAR
over het koninkrijk van God?

1. Jezus is er de koning van
2. het heeft (nu nog) geen grondgebied
3. het heeft overal ter wereld onderdanen
4. alle antwoorden zijn waar

Het koninkrijk van God =

Nakijken werkblad 

Opdracht 3 + 4 

Wat is geen kenmerk van een gelijkenis?

1. Het gaat over het dagelijks leven
2. Het verhaal heeft een verrassende wending
3. Het is bedoeld om iets te leren
4. Het verhaal is waargebeurd

Wat zou de boodschap van het verhaal kunnen zijn?

1. Dat je je kamer ook echt moet opruimen
2. Dat je creatief onder je klusjes uit kunt komen
3. Dat je niet alleen moet praten over wat God zegt, maar het ook moet doen
4. Dat God het fijn vindt als je veel over hem praat.

Hoe werden de belastingambtenaren in Jezus' tijd genoemd?

1. Farizeeën
2. Tollenaars
3. Belastinginners
4. halve Romeinen

Leg in je eigen woorden het begrip 'farizeeën' uit

00:21

Waar vraagt de jongste zoon om?

1. Een hoger salaris
2. Zijn erfenis
3. Kleedgeld

01:12

Wat gebeurde er toen de jongen al zijn geld had opgemaakt?

1. Er kwam een grote storm
2. Zijn vrienden hielpen hem
3. Er kwam hongersnood
4. Zijn vader kwam hem halen

01:37

Wat moet de jongste zoon als werk gaan doen?

1. Werken op het land
2. Voor de varkens/zwijnen zorgen

02:11

Wat voor positie wil de jongste zoon aan zijn vader vragen?

1. Zoon
2. Knecht
3. Slaaf

03:24

Wat doet de vader als hij de jongste zoon ziet?

1. Hij rent hem tegemoet
2. Hij laat nieuwe kleren halen
3. Hij laat het vetgemeste kalf slachten
4. Hij doet a, b en c!

04:02

Hoe reageert de oudste zoon

1. Hij is mega blij zijn broer weer te zien
2. Hij is boos en wil niet naar het feest

05:27

Voor wie zal de jongste zoon in Jezus' verhaal symbool staan?

1. de tollenaars
2. de farizeeën
3. God/Jezus

Wat laat de vader halen voor zijn zoon?

1. Mooie kleren
2. Schoenen
3. Een dure ring
4. Al deze dingen

Wie is aan het eind van het verhaal nu eigenlijk de verloren zoon? Leg uit.
Wat moet hij anders gaan doen?