Toets NEN 3140

1. (2 punten) Waar of niet waar?

I. De Europese norm EN 50110-1 gaat boven de Nederlandse norm NEN 3140.
II. Elektrische arbeidsmiddelen komen alleen voor in laagspanningsinstallaties.
III. De Nederlandse norm is een aanvulling op de Europese norm.

A
A. Alleen I en II zijn waar.
B
B. Alleen II en III zijn waar
C
C. Alleen I en III zijn waar.
D
D. I, II en III zijn alle waar.
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
NEN 3140 toetsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1. (2 punten) Waar of niet waar?

I. De Europese norm EN 50110-1 gaat boven de Nederlandse norm NEN 3140.
II. Elektrische arbeidsmiddelen komen alleen voor in laagspanningsinstallaties.
III. De Nederlandse norm is een aanvulling op de Europese norm.

A
A. Alleen I en II zijn waar.
B
B. Alleen II en III zijn waar
C
C. Alleen I en III zijn waar.
D
D. I, II en III zijn alle waar.

Slide 1 - Quiz

2. (2 punten) Waar of niet waar?

I. De NEN 3140 is niet van toepassing op onderhoud van een vliegtuig.
II. Elektrische arbeidsmiddelen worden soms direct gevoed vanuit de hoogspanningsinstallatie.

A
A. Alleen I is waar.
B
B. Alleen II is waar.
C
C. I en II zijn beide waar.
D
D. I en II zijn beide niet waar.

Slide 2 - Quiz

3. (1 punt) Behoort een batterij gevoede handboormachine (klasse II, U < 120 V DC) tot de arbeidsmiddelen en dient deze te worden gekeurd?
A
A. Het is alleen een arbeidsmiddel als er een stekker aan zit maar een accumachine hoeft niet te worden gekeurd.
B
B. Alle op de arbeidsplaats gebruikte apparaten en gereedschappen worden aangemerkt als arbeidsmiddel dus een accumachine moet worden gekeurd.
C
C. Als op de arbeidsplaats gevaarlijke materialen worden gebruikt dient een batterij gevoede handboormachine te worden gekeurd.
D
D. Geen arbeidsmiddel maar op grond van artikel 7.4a lid 3 Arbobesluit zijn werkgevers verplicht ook accu gereedschap te keuren.

Slide 3 - Quiz

4. (1 punt) Afbeelding 1 is een voorbeeld gegeven van een
A
A. FELV stroomketen
B
B. PELV stroomketen
C
C. SELV stroomketen
D
D. MELV stroomketen

Slide 4 - Quiz

5. (1 punt) De Nederlandse betekenis van een FELV-keten is een stroomketen waarbij het functioneren voorop staat en niet de scheiding van de stroomketens.
Een voorbeeld van een FELV-keten is een:

A
A. Beltransformator.
B
B. Scheertransformator.
C
C. Lastransformator.
D
D. Veiligheidstransformator.

Slide 5 - Quiz

6. (1 punt) Een persoon wordt aangewezen als installatieverantwoordelijk persoon. De installatieverantwoordelijke persoon moet het volgende niveau bezitten:
A
A. niveau 1
B
B. niveau 2
C
C. niveau 3
D
D. niveau 4

Slide 6 - Quiz

7. (2 punt) Waar of niet waar?
I De werkverantwoordelijke mag een elektrische bedrijfsruimte zonder begeleiding betreden.
II Een trap en isolatiemat mogen worden opgeslagen in een laagspanningsruimte.

A
A. Alleen I is waar.
B
B. Alleen II is waar.
C
C. I en II zijn beide waar.
D
D. I en II zijn beide niet waar.

Slide 7 - Quiz

8. (1 punt) De veiligheden in afbeelding 2 mogen niet worden geplaatst door
A
A. de persoon die in staat is elektrisch gevaar te vermijden.
B
B. de persoon die verantwoordelijk is om de krachtinstallatie uit te schakelen.
C
C. de persoon die het beheer en de bedrijfsvoering van een installatie doet.
D
D. de persoon die verantwoordelijk is voor de veiligheid tijdens werk aan elektra.

Slide 8 - Quiz

9. (1 punt) De inspectie van elektrische arbeidsmiddelen:
A
A. mag een productiemedewerker van het bedrijf uitvoeren.
B
B. mag een voldoende onderricht persoon onder voorwaarden uitvoeren.
C
C. mag een voldoende onderricht persoon niet uitvoeren.
D
D. moet een vakbekwaam persoon uitvoeren.

Slide 9 - Quiz

10. (1 punt) Na het beëindigen van de werkzaamheden zal men de installatie weer in gebruik willen nemen. Je kunt op verschillende manieren opdracht geven om weer in te schakelen. Welke methode is niet toegestaan?
A
A. Doorgeven per portofoon dat er ingeschakeld kan worden.
B
B. Per telefoon doorgeven dat er ingeschakeld kan worden.
C
C. Via beeldschermen overleggen dat er ingeschakeld kan worden.
D
D. Afspreken dat er na een bepaalde tijd ingeschakeld kan worden.

Slide 10 - Quiz

11. (1 punt) De in afbeelding 3 getoonde hulpmiddelen zijn bedoeld om
A
A. te controleren of de installatie spanningsloos is
B
B. de installatie volledig te kunnen scheiden.
C
C. te beveiligen tegen opnieuw inschakelen.
D
D. te beschermen tegen naastgelegen installatiedelen.

Slide 11 - Quiz

12. (1 punt) Om bij elektrische ongevallen direct eerste hulp te kunnen bieden
A
A. moeten een aantal van de mensen die aan of in de nabijheid van de elektrische installatie werken een EHBO koffer in de bus hebben.
B
B. moeten een aantal van de mensen die aan of in de nabijheid van de elektrische installatie werken voorzien zijn van PBM’s.
C
C. moeten een aantal van de mensen die aan of in de nabijheid van de elektrische installatie werken een AED diploma hebben.
D
D. moeten een aantal van de mensen die aan of in de nabijheid van de elektrische installatie werken een EHBO diploma hebben.

Slide 12 - Quiz

13. (1 punt) Gegeven
tabel 1.

Wat geeft tabel 1 weer?
A
A. Een overzicht van de risico’s bij het meten en de te nemen maatregelen.
B
B. Een overzicht van de risico’s met werken aan een verdeelinrichting met de te nemen maatregelen.
C
C. Een overzicht van veelvuldig voorkomende werkzaamheden met bijbehorende PBM’s.
D
D. Een overzicht van de werkzaamheden van een VOP met bijbehorende PBM’s.

Slide 13 - Quiz

14. (2 punten) Welke bewering is juist?

I. Werken aan een installatie die onder spanning staat is toegestaan als er een economisch belang mee gediend is.
II. Onder spanning werken aan installaties met 80A installatieautomaten is onder voorwaarden toegestaan.

A
A. Alleen I is juist.
B
B. Alleen II is juist.
C
C. I en II zijn beide juist.
D
D. I en II zijn beide onjuist.

Slide 14 - Quiz

15. (2 punten) De voeding voor een tractiemotor komt van een 100VDC SELV keten waarbij de voeding is beveiligd met een 25A D-zekering. Het maximaal opgenomen vermogen is tevens het nominale vermogen van de keten.
Voor deze situatie geldt dat

A
A. de werkverantwoordelijke hieraan onder spanning mag werken.
B
B. iedereen aan een dergelijke keten onder spanning mag werken.
C
C. alleen iemand met niveau 2 aan een dergelijke keten onder spanning mag werken.
D
D. niemand aan een dergelijke keten onder spanning mag werken.

Slide 15 - Quiz

16. (2 punten) Wat is de betekenis van de onderstaande borden?
A
A. Oogbescherming verplicht, AED opstelplaats, meterkastruimte, verboden te lopen.
B
B. Oogbescherming verplicht, corrosieve stoffen, elektrisch gevaar, verboden het oppervlak te betreden.
C
C. Oogbescherming verplicht, gevaar voor gezondheid, elektrisch gevaar, verboden de ruimte te betreden.
D
D. Oogbescherming verplicht, acute toxiteit, gevaar hoogspanningskabels, toegang verboden voor onbevoegde personen.

Slide 16 - Quiz