-ER: traduction des temps
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
jij spreekt
Slide 2 - Question ouverte
jij zal kopen
Slide 3 - Question ouverte
hij zou gooien
Slide 4 - Question ouverte
zij zullen kiezen
Slide 5 - Question ouverte
zij at
Slide 6 - Question ouverte
wij zijn begonnen
Slide 7 - Question ouverte
betaal!
Slide 8 - Question ouverte
jullie zullen versturen
Slide 9 - Question ouverte
zij heeft zich gewassen
Slide 10 - Question ouverte
kleed je aan!
Slide 11 - Question ouverte
wij hebben net opgestuurd
Slide 12 - Question ouverte
jullie poetsten
Slide 13 - Question ouverte
wij begonnen
Slide 14 - Question ouverte
jij ruimde op
Slide 15 - Question ouverte
wij gaan invullen
Slide 16 - Question ouverte
hij zou roepen
Slide 17 - Question ouverte
wij kochten
