Verbanden tussen zinnen - 1hv

Formuleren
Verbanden tussen zinnen
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Formuleren
Verbanden tussen zinnen

Slide 1 - Diapositive

Doel
Na deze les kun je verbanden tussen zinnen leggen door signaalwoorden te gebruiken.

Slide 2 - Diapositive

Verbanden tussen zinnen
Zinnen in een tekst zijn met elkaar verbonden door middel van een verband. Een tekst wordt duidelijker als de schrijver de verbanden duidelijk aangeeft.
Verbanden zijn met elkaar verbonden door signaalwoorden.

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik het te druk had met leren.

Slide 3 - Diapositive

Ik kleedde me dik aan, omdat het zo koud was.

Signaalwoord =

Slide 4 - Question ouverte

Het zonnetje scheen, maar het was nog steeds koud.
Signaalwoord =

Slide 5 - Question ouverte

Eerst ging ik naar school en daarna ging ik naar de hockeytraining
Signaalwoord =

Slide 6 - Question ouverte

Ik koop een cadeautje + ik ga naar een verjaardag.

Slide 7 - Question ouverte

Ik kijk Netflix + ik speel Call of Duty

Slide 8 - Question ouverte

Formuleren
Verbanden tussen zinnen

Slide 9 - Diapositive

Doel
Na deze les kun je verbanden tussen zinnen leggen door signaalwoorden te gebruiken.

Slide 10 - Diapositive

Verbanden tussen zinnen
Er zijn bepaalde signaalwoorden die altijd bij een bepaald verband horen - blz. 92

opsomming: ook, bovendien, en
tegenstelling: maar, echter
tijd: eerst, toen, eens, vroeger, nu
oorzaak-gevolg: daardoor, doordat, als gevolg van
reden: omdat, want, namelijk
toelichting: bijvoorbeeld, zoals
conclusie/samenvatting: dus, samengevat, daarom
voorwaarde: indien, tenzij, wanneer

Slide 11 - Diapositive

Een deel van Nederlands vindt dat de coronamaatregelen strenger worden, maar ik vind van niet.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 12 - Quiz

Doordat ik zo hard geleerd had, heb ik nu een voldoende.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 13 - Quiz

Ten eerste had ik geen zin in de opdracht en ten tweede had ik ook niet genoeg tijd.
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 14 - Quiz

Ik vind veel series leuk, zoals The 100, Gossip Girl en La Casa de Papel
A
Opsommend verband
B
Tegenstellend verband
C
Oorzakelijk verband
D
Toelichtend verband

Slide 15 - Quiz

Voor volgende week donderdag
Maak alle opdrachten af.
Formuleren H3: verbanden tussen zinnen
NN online

Blijf in deze LessonUp voor het volgende lesuur.

Slide 16 - Diapositive

Doel
Na deze les kun je verbanden tussen zinnen leggen door signaalwoorden te gebruiken.

Slide 17 - Diapositive

Theorie

Slide 18 - Diapositive

Signaalwoord?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 19 - Question ouverte

Verband?
Ik wil graag Netflix kijken, maar ik ben nog niet klaar met leren.

Slide 20 - Question ouverte

Signaalwoord?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 21 - Question ouverte

Verband?
Ik kijk graag spannende series, zoals The 100.

Slide 22 - Question ouverte

Signaalwoord?
Ik vind gamen erg leuk en daarom game ik elke dag.

Slide 23 - Question ouverte

Verband?
Ik vind gamen erg leuk en daarom game ik elke dag.

Slide 24 - Question ouverte

Signaalwoord?
Als ik mijn huiswerk heb gemaakt, dan mag ik naar buiten

Slide 25 - Question ouverte

Verband?
Als ik mijn huiswerk heb gemaakt, dan mag ik naar buiten

Slide 26 - Question ouverte

Nu ietsjes moeilijker!

Slide 27 - Diapositive

Verzin een zin met het verband 'tijd'

Slide 28 - Question ouverte

Verzin een zin met het verband 'opsomming'

Slide 29 - Question ouverte

Verzin een zin met het verband 'oorzaak-gevolg'

Slide 30 - Question ouverte

Extra oefenen?
NN online - extra opdrachten
De oefeningen uit het boek
Verzin zelf zinnen met verbanden

Slide 31 - Diapositive

Stel hier je vraag over de aanstaande toets van Nederlands.

Slide 32 - Question ouverte