WerkwoordSpelling

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Welkom!

Lesdoel

Aan het einde van deze les weet je :

- hoe de zinsopbouw in het Nederlands is

-hoe je werkwoorden moet schrijven in de tegenwoordige tijd (tt)

Zinsopbouw

Zinsopbouw 

In het Nederlands vind je de persoonsvorm ALTIJD naast het onderwerp.

De persoonsvorm verandert met mee het onderwerp.

Bv.

De kok| (enkelvoud ow) |  smult(pv) | van de koekjes(overig)
De koks(meervoud ow) |  smullen(pv) | van de koekjes (overig)

Wat zijn werkwoorden?

Werkwoorden zijn: 

- woorden die aangeven wat iemand doet

- woorden die zeggen wat iemand is 

- woorden die zeggen wat er gebeurt 

JE KUNT HET VERANDEREN VAN TIJD..

Jij BENT een student

Hij RENT halve marathons

Hij HEEFT genoeg bier GEHAD (meerdere w.w. in één zin) 

Het REGENDE gisteren

't Kofschip

 't Kofschip wordt niet gebruikt in de tegenwoordige tijd (tt)!!!!!! 

Alleen in verleden tijd (vt)

Wat klopt hier niet:

'Jij bepaald zelf het tempo'

Ezelsbruggetje

Wanneer je -en van het werkwoord afhaalt en er geen d in het werkwoord staat, dan krijg je in de tegenwoordige tijd ook geen d in het werkwoord! 

Behalen (hele w.w.)
Behaal (stam)
Behaalt (stam + t) 

 Wanneer krijg je wel een d?  Alleen als in het hele werkwoord al een d staat:. 

Houden (hele w.w.)

Houd (stam)

Houdt (stam + t)

Bij welke woorden moet je de stam gaan veranderen als je -en eraf haalt?

Lev

Lez

Verhuiz

Je- Jij

Jij worDT docent

WorD je/jij docent? 

* als 'jij' achter het w.w. staat, dan geen T! 

Let wel: alleen als je >> jij kan worden. 

Wat vind je (jij)? 

Wat vindt je (jij) vader?  

 

Vervangingstest smurfen/lopen

Weet je niet hoe je het werkwoord spelt? Vervang het werkwoord door het werkwoord 'smurfen'/'lopen'. 

HOE DAN?

Hij (worden) directeur. Moet dat met d of t? Dat hoor je hier niet! 

Vul dan het woord smurf in: hij smurfT directeur. je hoort een 'T' dus je schrijft een 'T'

Staat deze zin goed?
Word je zus directeur?

1. Ja
2. Nee

Erik (verhuizen) morgen naar Raalte.

1. verhuisd
2. verhuist
3. verhuisde
4. verhuis

(Verwijzen)
... je huisarts jou door naar een specialist?

1. verwijst
2. verwijs
3. verwijsd
4. verwees

Alex (vinden) jouw mening belangrijk.

1. vind
2. vinden
3. vindt
4. vint

Ik (aanvaarden) dit compromis.

1. aanvaardt
2. aanvaart
3. aanvaard

(Worden) jij ook gek van al die werkwoordspelling?

1. wordt
2. word