Spelling herhaling 3.6

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.




Het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is een "bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord". 

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke zin staat een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord?
A
Mijn fiets was gestolen.
B
Hij is weer gevonden.
C
Het beschadigde zadel.
D
Het zadel was beschadigd.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul het bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord in:
(stranden) De ............ reiziger
A
gestrandde
B
strandende
C
gestranden
D
gestrande

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord: kleuren
De ............ muren

A
gekleurdden
B
gekleurde
C
gekleurden
D
gekleurdde

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bijvoeglijk naamwoord
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

  gele

mooie

metalen

 glazen

  ijzeren

rechte

Slide 9 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord + en
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord dat niet verandert
plastic
goud
kunststof
hout
aluminium
fleece
wol
glas

Slide 10 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Gebiedende wijs
- Geen vraag

- Een bevel

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gebiedende wijs
A
Bindt dit touw vast!
B
Bint dit touw vast!
C
Bind dit touw vast!

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

gebiedende wijs
niet gebiedende wijs
Zet je bord in de vaatwasser!
Raad eens wie ik vandaag tegenkwam.
Luister nou eens even naar me!
Ik luister graag naar podcast over true crime.

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Let op!
Als je/jij achter het werkwoord staat, 
schrijf je geen -t: 

Voor wie bak je een taart?

Slide 14 - Diapositive

Een ander woord voor de ik-vorm is de eerste persoon. De jij-vorm wordt ook wel de tweede persoon genoemd en de hij/zij-vorm wordt ook de derde persoon genoemd.  

Je zet 'je/jij' achter het werkwoord bij een vraag of bevel:
- Jij speelt in team A (stam + t)
- Speel je met ons mee? (vraag)
- Speel jij eens mee! (bevel)

werkwoordspelling
(vinden) jij werkwoordspelling lastig?
A
Vindt
B
Vint
C
Vind

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

juist
onjuist
Als er 'jij' voor de persoonsvorm staat, gebruik je alleen de ik-vorm
Als 'jij' achter de persoonsvorm staat, gebruik je de ik-vorm.
Raad jij het juiste getal?
Rijdt jij vandaag?

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud
Klemtoon

Valt de klemtoon op het achterste gedeelte van het woord? +ën

Valt de klemtoon op het voorste of middelste gedeelte? + n ( wel puntjes op de laatste e zetten)

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meervoud
Wat is 'calorie' in het meervoud?
A
caloriën
B
calorieën

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Goede meervouden
Foute meervouden
zeeën
ponys
babies
perziken
boefen

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions