Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
1KGT H3 Proefwerk
1KGT Proefwerk H3
1 / 42
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Cette leçon contient
42 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
50 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
1KGT Proefwerk H3
Slide 1 - Diapositive
Lezen
Slide 2 - Diapositive
Je moet zoekend lezen.
Wat doe je dan NIET?
A
bekijk tussenkopjes
B
bekijk anders gedrukte woorden
C
let op opvallende tekens
D
lees de eerste alinea
Slide 3 - Quiz
Een tekst is meestal verdeeld in stukjes, zo'n stukje tekst noem je ook wel een ....
Slide 4 - Question ouverte
De belangrijkste informatie staat vaak in de ...... zin van de alinea
A
eerste
B
tweede
C
laatste
Slide 5 - Quiz
Welke vraag moet je stellen om het onderwerp van de tekst te vinden?
A
Wie vertelt de tekst?
B
Wat gebeurt er in het slot van de tekst?
C
Waarover gaat de hele tekst?
D
Wie + gezegde
Slide 6 - Quiz
Woordenschat
Slide 7 - Diapositive
Als je een woordbetekenis niet weet, kun je op zoek gaan naar voorbeelden. Voorbeelden herken je aan de woorden:
A
omdat, want
B
daarom, daardoor
C
zoals, bijvoorbeeld
D
maar, hoewel
Slide 8 - Quiz
Wat betekent: komt ze de neus uit?
A
Ze hebben er geen zin in
B
Ze zijn verkouden
C
Ze zijn er nieuwsgierig naar
D
Ze bemoeien zich overal mee
Slide 9 - Quiz
Wat betekent: commercieel?
A
om reclame te maken
B
bedoeld om geld te verdienen
C
om commentaar te geven
D
Ze bemoeien zich overal mee
Slide 10 - Quiz
Wat betekent: anoniem?
A
helemaal
B
zonder naam
C
te veel
D
vanzelfsprekend
Slide 11 - Quiz
Het ging behoorlijk ... tijdens de wedstrijd, want de spits brak zijn been.
A
commercieel
B
pro
C
overdreven
D
mis
Slide 12 - Quiz
Niet alle landen in Europa zijn
....-Europa.
A
commercieel
B
pro
C
overdreven
D
bron
Slide 13 - Quiz
Wat betekent:
Haastige spoed is zelden goed.
A
Als je snel gaat, gaat het beter.
B
Hoe harder je loopt, hoe eerder je over bent.
C
Op de spoedeisende hulp worden veel fouten gemaakt.
D
Iets te snel doen is meestal niet goed.
Slide 14 - Quiz
Wat betekent:
een appeltje voor de dorst
A
Iets opzij leggen voor de tijd van nood.
B
Fruit is beter dan drinken.
C
Fruit eten is gezond.
D
Met een appel heb je altijd iets lekkers in huis.
Slide 15 - Quiz
Taalverzorging zinsdelen
Slide 16 - Diapositive
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Slide 17 - Question ouverte
Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
vraagzin maken
B
tijd veranderen
C
Je vraagt: Wie (wat) + pv?
D
Je vraagt: Waarover gaat de zin?
Slide 18 - Quiz
Een onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quiz
persoonsvorm, onderwerp
Door de storm waaiden de zwarte dakpannen van het dak.
Slide 20 - Question ouverte
persoonsvorm, onderwerp
In de dierentuin bezoek ik altijd de olifanten.
Slide 21 - Question ouverte
persoonsvorm, onderwerp
Na 8 jaar kwam de moeder van mijn vriendin weer op televisie.
Slide 22 - Question ouverte
Taalverzorging woordsoorten
Slide 23 - Diapositive
De, het, een zijn voorbeelden van:
A
lidwoorden
B
zelfstandig naamwoorden
C
werkwoorden
Slide 24 - Quiz
Zelfstandig naamwoorden kun je vinden door er een lidwoord voor te plaatsen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 25 - Quiz
zelfstandig naamwoorden zijn woorden voor: mensen, dieren, planten, dingen, namen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quiz
Noteer de zelfstandig naamwoorden:
De Franse vlag heeft drie kleuren.
Slide 27 - Question ouverte
Noteer de zelfstandig naamwoorden:
Maartje heeft verschillende foto's van dieren gemaakt.
Slide 28 - Question ouverte
Noteer de zelfstandig naamwoorden:
De dj heeft al heel veel nummers uitgebracht in Amerika.
Slide 29 - Question ouverte
Taalverzorging spelling
Slide 30 - Diapositive
ik = ik-vorm
hij = ....................
wij = hele werkwoord
Slide 31 - Question ouverte
(worden)
Marlies .........
A
word
B
wordt
C
worden
Slide 32 - Quiz
(graven)
Mijn vader .........
A
graaf
B
graaft
C
graven
Slide 33 - Quiz
(rijden)
Ik .........
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
Slide 34 - Quiz
(rijden)
......... je
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
Slide 35 - Quiz
(rijden)
Mijn hele team .........
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
Slide 36 - Quiz
(rijden)
Alle teamleden .........
A
rijd
B
rijdt
C
rijden
Slide 37 - Quiz
Marlin .... naar Oldenzaal.
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd
D
verhuizen
Slide 38 - Quiz
.... jij de snoepjes?
A
Verdeel
B
Verdeelt
C
Verdeeld
D
Verdelen
Slide 39 - Quiz
Marit .... Nederlands erg moeilijk.
A
vind
B
vindt
C
vint
Slide 40 - Quiz
Hoe goed ken je dit hoofdstuk al?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 41 - Sondage
Heb je nog hulp nodig?
A
Ja
B
Nee
Slide 42 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Oefentoets taalverzorging mh1
Février 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Les 2 (31 augustus 2024) uigebreid
Août 2024
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Woordvolgorde
Juin 2022
- Leçon avec
24 diapositives
English
Tertiary Education
1KGT H2 Proefwerk
Juin 2023
- Leçon avec
45 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Zinsontleden
Avril 2022
- Leçon avec
30 diapositives
English
Tertiary Education
T2L9: Supertalenten
Février 2023
- Leçon avec
10 diapositives
Nederlands
Lager onderwijs
Zinsontleding
Mai 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Lager onderwijs
1KGT Voorbereiding SO Taalverzorging SO hoofdstuk 3
Mars 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1