Rekenen: deelsommen met rest herhaling

• Rekenen
• Basisschool
• Groep 5

Doel

Ik kan deelsommen met rest uitrekenen in een context.

In de context

Er kunnen 8 mensen per keer in de achtbaan. 

Er staan 20 mensen te wachten. 

Hoe vaak is de achtbaan vol?

 Hoeveel mensen blijven over? 

Er staan 32 boeken in de boekenkast. 

In de elke doos passen 5 boeken. 

Hoeveel dozen kan ik vullen? Hoeveel boeken heb ik over?

Samen oefenen

In de zak zitten 37 m&m's. 

Er zijn 7 kinderen om ze eerlijk over te verdelen. 

• Hoeveel hoeveel m&m's krijgt ieder?
• Hoeveel m&m's hou je over?

Samen oefenen

Er zijn 29 knikkers. Ze worden verdeeld over 3 zakjes.

• Hoeveel knikkers in elke zak?
  
• Hoeveel knikkers over?

Samen oefenen

Er zijn 44 knikkers. Ze worden verdeeld over 4 zakjes.

• Hoeveel knikkers in elke zak?
  
• Hoeveel knikkers over?

Jullie oefenen

Een taart kost 5 euro per stuk. Eric heeft 29 euro.

• Hoeveel taarten kan hij kopen?  
  
• Hoeveel moet hij dan betalen? 
  
• Hoeveel houdt hij over?
  

Jullie oefenen

Een doos chocolade kost 6 euro per stuk. Vader heeft 38 euro. 

• Hoeveel dozen chocolade kan hij kopen?  
  
• Hoeveel moet hij dan betalen? 
  
• Hoeveel houdt hij over?
  

34:5=

1. 5 rest 8
2. 6 rest 4
3. 7 rest 1
4. 6

31:5=

1. 30 rest 1
2. 5 rest 9
3. 6 rest 1
4. 7 rest 4

61:8=

1. 7 rest 5
2. 8 rest 3
3. 6 rest 3
4. 7

Nu jij (gebruik je wisbordje)

In de klas zitten 18 kinderen. 

De kinderen moeten groepen van 5 maken.  

Hoeveel groepjes:
Hoeveel kinderen over:

Nu jij

Een kaartje voor de speeltuin kost 6 euro. Je hebt 49 euro. Voor hoeveel kinderen kan je een kaartje kopen?

Aantal kaartjes die je kunt kopen:

Hoeveel geld hou je over:

Blok 2 week 3 les 2

Maak opgave 1 en 2

Daarna opgave 0

Klaar? 

Tien minuten +

Werk daarna aan je persoonlijke leerdoelen (zie doelenblad)

Of oefen verhaaltjessommen op www.redactiesommen.nl

Gooi de dobbelsteen!

Wat was het doel?                                                                     Wat was het doel?

Hoe ging het samenwerken?                                               Kon je je concentreren?

Wat vond je moeilijk?                                                                Wat lukte goed?