Huiswerk voor 3 oktober

1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 160 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Sleutelwoorden
regelmatig
onregelmatig
bijvoeglijk naamwoord
plaats
e
s
m / v 
enkelvoud / meervoud
vorm

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. T1 / T2 Ik kan het bijvoeglijk naamwoord gebruiken.
  2. I Ik kan uitleggen hoe je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt in het Frans


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 3 - Diapositive

Instructie 
Chapitre 1
Bron D (blz. 30-33)
ex. 16abd, 17

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Luister naar het liedje en maak opdracht 16a. 

Slide 6 - Diapositive

het Bijvoeglijk Naamwoord
Vorm en Plaats
van het Bijvoeglijk Naamwoord

Slide 7 - Diapositive

De volgende bijvoeglijke naamwoorden komen vóór het zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Diapositive

blz. 31

Slide 9 - Diapositive

ex. 16 blz. 32
Maak opdracht 16d. Het bijvoeglijk naamwoord staat al in de goede vorm. Zet het op de goede plaats.

Slide 10 - Diapositive

Beantwoord de volgende vragen

Slide 11 - Diapositive

Een bijvoeglijk naamwoord....
A
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
B
zegt iets over een werkwoord
C
zegt iets over een lidwoord
D
zegt niets

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord? (Monique is een meisjesnaam!)
A
Monique est très heureux
B
Monique est très heureus
C
Monique est très heureuse
D
Monique est très heureuxs

Slide 13 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Il porte un pull noir.
B
Il porte un pull noire.
C
Il porte un pull noirs.
D
Il porte un pull noires.

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte des lunettes (v) verts.
B
Elle porte les lunettes (v) vert.
C
Elle porte des lunettes (v) verte.
D
Elle porte des lunettes (v) vertes.

Slide 15 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Le lit est grand.
B
Le lit est grande.

Slide 16 - Quiz

Wat is NIET de goede vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle est une grande fan
B
J'ai passé une bonne soirée
C
C'est une petit chambre
D
C'est la nouvelle marque

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une robe bleue.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleu.
D
Elle porte une robe bleues.

Slide 18 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist?
A
Les filles (v) sont petit
B
Les filles (v) sont petite
C
Les filles (v) sont petits
D
Les filles (v) sont petites

Slide 19 - Quiz

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte ses chaussures (v) préférées.
B
Elle porte ses chaussures préférée.
C
Elle porte les chaussures préférés.

Slide 20 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord: wat is juist vorm?
A
La plage est beau.
B
La plage est beaux.
C
La plage est belle.
D
La plage est belles.

Slide 21 - Quiz

Vocabulaire Bron A + B leren
Bron A Frans - Nederlands / Nederlands - Frans

Bron B Frans - Nederlands

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 24 - Quiz

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 25 - Quiz

Aan de slag

Slide 26 - Diapositive

Nabespreking

Slide 27 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 28 - Diapositive

Begrippen uit deze les

Slide 29 - Diapositive


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 30 - Question ouverte


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 31 - Question ouverte