6.2 Bestuiving

6.2 Bestuiving
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

6.2 Bestuiving

Slide 1 - Diapositive

Terugblik

Slide 2 - Diapositive

Hoe heet het deel aangegeven bij 1?
1
A
Stempel
B
Kroonblad
C
Meeldraad
D
Vruchtbeginsel

Slide 3 - Quiz

Hoe heet het deel aangegeven bij 2?
2
A
Stempel
B
Kroonblad
C
Meeldraad
D
Vruchtbeginsel

Slide 4 - Quiz

Hoe heet het deel aangegeven bij 4?
4
A
Stempel
B
Kroonblad
C
Meeldraad
D
Vruchtbeginsel

Slide 5 - Quiz

Uit welke 3 delen bestaat de stamper?

Slide 6 - Question ouverte

Waar worden de stuifmeelkorrels gemaakt?

Slide 7 - Question ouverte

Leerdoelen
6.2.3 Je kunt beschrijven wat bestuiving is.
6.2.4 Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.



Veel bloemen hebben grote, opvallend gekleurde kroonbladeren. Daarmee lokken ze insecten. Insecten komen ook af op de geur en op de nectar.





Slide 8 - Diapositive

Nectar
Veel bloemen maken nectar. Nectar is een zoet sap. Met de zoete nectar lokt de bloem insecten. Bijen verzamelen nectar en maken er honing van. Veel mensen vinden honing lekker.

Slide 9 - Diapositive

Insecten
Bloemen lokken insecten met opvallend gekleurde bloemen en met nectar. Insecten zoeken nectar in de bloemen. Als een insect op de bloem zit, dan plakken er stuifmeelkorrels aan zijn poten en aan zijn lichaam.

Insecten vliegen van bloem naar bloem. Zo brengen ze de stuifmeelkorrels van de ene bloem naar de andere bloem.

Slide 10 - Diapositive

 Bestuiving is het overbrengen van stuifmeel van een meeldraad op de stempel van een stamper.
Het is alleen bestuiving als het stuifmeel op de stempel van een stamper terecht komt van dezelfde soort plant.

Slide 11 - Diapositive

Wel bestuiving
Geen bestuiving

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Insectenbloem:  opvallend gekleurde bloemen en nectar om insecten te lokken. 
Windbloem: De wind blaast het stuifmeel weg.  Windbloemen hebben geen opvallende kleuren en geen nectar.

Slide 14 - Diapositive



grote bloemen
• opvallend gekleurde kroonbladeren
• hebben een geur
• maken nectar
• de meeldraden zitten in de bloem
• de stempels                zijn klein
• maken weinig stuifmeel



• kleine bloemen
• groene bloemen
• hebben geen geur
• maken geen nectar
• de meeldraden hangen buiten de bloem
• de stempels zijn groot
• maken veel stuifmeel
Kenmerken van insectenbloemen       Kenmerken van windbloemen

Slide 15 - Diapositive

Onthoud
3 Je kunt beschrijven wat bestuiving is.
• Nectar is een zoet sap dat de bloemen maken.
– Functie: nectar lokt insecten aan.
– Bijen maken honing van nectar.
• Bestuiving: stuifmeel komt op de stempel van een bloem.
– Het stuifmeel moet van een bloem van dezelfde soort komen.
– Voorbeeld: stuifmeel van een roos komt op de stempel van een roos.
• Stuifmeel kan door insecten of door de wind worden overgebracht.

Slide 16 - Diapositive

Onthoud
4 Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.
• Bij windbloemen zorgt de wind voor de bestuiving.
– De bloemen zijn meestal klein.
– De kroonbladeren zijn meestal groen.
– De bloemen hebben geen geur.
– De bloemen maken geen nectar.
– De meeldraden hangen buiten de bloem.
– De stempels zijn groot (ze lijken vaak op veren van vogels).
– De meeldraden maken veel stuifmeelkorrels.
– voorbeelden: gras, berk
4 Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en van windbloemen.
Bij insectenbloemen zorgen insecten voor de bestuiving.
– De bloemen zijn groot.
– De kroonbladeren zijn opvallend gekleurd.
– De bloemen hebben een geur.
– De bloemen maken nectar.
– De meeldraden zitten in de bloem.
– De stempels zijn klein.
– De meeldraden maken weinig stuifmeelkorrels.
– voorbeelden: roos, tulp, boterbloem, madeliefje, klaproos
 

Slide 17 - Diapositive

Aan het werk! BIO
Wat? 6.2 Bestuiving - opdrachten 1 t/m 8
Waar? 1A: in het boek. 
1B:  In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Test Jezelf!

timer
1:00

Slide 18 - Diapositive