Jong en oud - test je kennis

JONG EN OUD
Test je kennis
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

JONG EN OUD
Test je kennis

Slide 1 - Diapositive

PROGRAMMA
LESDOEL - Je kennis testen van het katern Jong en oud
TERUGBLIK - huiswerkcheck 
INSTRUCTIE -  
BEGELEID OEFENEN - 
ZELFSTANDIG WERKEN - staat in Somtoday
 EVALUATIE - terugblikken naar lesdoel

Slide 2 - Diapositive

LESDOELEN
Kennis testen katern Jong en Oud
Leren voor het proefwerk

Slide 3 - Diapositive

TERUGBLIK 
Huiswerk nakijken met nakijkvel

Slide 4 - Diapositive

INSTRUCTIE

Slide 5 - Diapositive

Deze matrix is een voorbeeld van een collectief gevangenedilemma. Hoe zie je dat in de figuur? (Vul je antwoord in op de volgende dia)

Slide 6 - Diapositive

Deze matrix is een voorbeeld van een collectief gevangenedilemma. Hoe zie je dat in de figuur? (Antwoord van vorige dia)

Slide 7 - Question ouverte

Je hebt een rente van 2% en een spaarbedrag van 50 euro. Wat is je rentebedrag?
A
0,50 euro
B
1 euro
C
2 euro
D
0,25 euro

Slide 8 - Quiz

Spaarrekening: € 1.500
1,2% rente
Hoeveel rente na 3 jaar?
Samengestelde rente
A
€ 54
B
€ 54,65
C
€ 1.554
D
€ 1.554,65

Slide 9 - Quiz




            Wat is een voorraadgrootheid?
A
Een grootheid die de inflatie weergeeft
B
de formule ric=nic:pic x100
C
Een grootheid die over een periode wordt gemeten
D
Een grootheid die op een bepaald tijdstip wordt gemeten

Slide 10 - Quiz

Is de balans van een bedrijf een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 11 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een voorraadgrootheid?
A
De belastinginkomsten van de overheid in 2019
B
Je inkomsten uit oppassen in februari
C
Het saldo op jouw betaalrekening
D
De winst van een bedrijf in januari 2020

Slide 12 - Quiz

Het progressief belastingstelsel valt onder het...
A
Profijtbeginsel
B
Draagkrachtbeginsel
C
Solidariteitsbeginsel

Slide 13 - Quiz

Draagkrachtbeginsel =
A
#fitboys of #fitgirls
B
Iedereen moet belasting betalen
C
Rijken betalen in verhouding meer belastingen dan armen
D
Belastingen moeten worden gedragen.

Slide 14 - Quiz

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
hypotheekaflossing
B
hypotheekrente
C
eigenwoningforfait

Slide 15 - Quiz

Aftrekposten werken ........... voor de inkomensverdeling.
A
nivellerend
B
denivellerend

Slide 16 - Quiz

Lorenzcurve: hoeveel % van de inkomsten gaat naar 50% van de bevolking?
A
Ongeveer 10%
B
Ongeveer 50%
C
Ongeveer 90%
D
Ongeveer 60%

Slide 17 - Quiz

Degene die meer kan betalen, moet in verhouding ook meer betalen.
Het naar verhouding gelijker trekken van inkomensverschillen
Alleen de gebruiker betaald voor het product/ de dienst die de overheid levert.
De werkenden staan een gedeelte van hun inkomen af, zodat van dat geld andere mensen geholpen kunnen worden.
Het belastingpercentage neemt toe naarmate het inkomen toeneemt.
Draagkrachtbeginsel
Nivellering
Profijtbeginsel
Solidariteits- beginsel

Slide 18 - Question de remorquage

Het belastingvoordeel berekenen we als volgt:

A
aflossing hypotheek x marginaal tarief
B
betaalde hypotheekrente + aflossing x marginaal tarief
C
hypotheekrente x marginaal tarief

Slide 19 - Quiz

Er zijn 4 productiefactoren, welke is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal

Slide 20 - Quiz

6. Omdat de premies van reisverzekeringen stijgen, verzekeren
    minder mensen zich, alleen de echte brokkenmakers nog
7. Omdat oma met haar Volkswagen het niet zo nauw neemt 
    met de bochtjes, heeft ze veel schade en een lage trede
3. Omdat Piet als 18-jarige net begint auto te rijden, betaalt hij 
    meer premie voor zijn autoverzekering dan zijn moeder 
2. Omdat de overheid wil dat mensen gezonder leven, moet
    men een steeds groter deel van de zorgkosten zelf betalen
1. Omdat Zine toch verzekerd is, zet zij soms haar fiets 
   op plaatsen waar veel fietsen gestolen worden
5. Omdat de verzekeringsmaatschappij net niet quitte draait, 
    lokt zij nieuwe klanten met een laag risicoprofiel
4. Omdat Benito aan kooivechten doet, heeft hij vaak meer 
     schade dan waar de verzekeraar gemiddeld vanuit gaat
Moreel wangedrag
Eigen risico
Premie-differentiatie
Averechtse selectie
Asymmetrische 
informatie
Risicoselectie
Bonus malus

Slide 21 - Question de remorquage

De AOW wordt gefinancierd op basis van het
A
omslagstelsel
B
kapitaaldekkingsstelsel

Slide 22 - Quiz

Het bedrijfspensioen wordt gefinancierd via het ....
A
Omslagstelsel
B
Kapitaaldekkingstelsel

Slide 23 - Quiz

Het CPI ....
A
is consumenten- en producentenindex
B
is hetzelfde als inflatie
C
is hetzelfde als geldontwaarding
D
stijgt bij inflatie

Slide 24 - Quiz

De reële verandering van mijn vermogen is 2% gedaald. Het stijging van het CPI was 3%.
Hoeveel is mijn nominale vermogen veranderd?
A
2%
B
3%
C
5%
D
1%

Slide 25 - Quiz

BEGELEID OEFENEN
Leren voor het proefwerk

Slide 26 - Diapositive

ZELFSTANDIG WERKEN 

Slide 27 - Diapositive

EVALUATIE

Slide 28 - Diapositive