Welke uitkering krijg je van de overheid als je 66+ bent?
A
WAO
B
Pensioen
C
AOW
D
Loon
Slide 12 - Quiz
Iedereen in Nederland heeft een aanvullend pensioen (=bedrijfspensioen)
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Wat was ook alweer het omslagstelsel?
Slide 14 - Question ouverte
AOW
Pensioen
kapitaal dekkingsstelsel
Omslagstelsel
Slide 15 - Question de remorquage
AOW werkt volgens het omslagstelsel.
Slide 16 - Diapositive
Het bedrijfspensioen wordt gefinancierd via het ....
A
Omslagstelsel
B
Kapitaaldekkingstelsel
Slide 17 - Quiz
Bedenk een nadeel van het kapitaaldekkingsstelsel
Slide 18 - Question ouverte
Ruilen over de tijd
Slide 19 - Diapositive
Ruilen over de tijd: sparen
Geld is een ruilmiddel
Sparen is het niet uitgeven van een deel van je inkomsten. Je stelt je besteding uit
Slide 20 - Diapositive
Ruilen over de tijd
Waarom is investeren in onderwijs door de overheid ‘ruilen over de tijd’?
Het kost nu geld -->maar als de beroepsbevolking hoger is opgeleid, leidt dat tot een hoger nationaal product (BBP) en dus hogere belastinginkomsten later.
Slide 21 - Diapositive
Hoofdstuk 9: Gezinnen over de tijd
De essentie van dit hoofdstuk is dat gezinnen ook ruilen over de tijd.
Dit doen ze door bijvoorbeeld in zichzelf te investeren of door te lenen of juist te sparen.
Slide 22 - Diapositive
Inter = Tussen
Tempo(reel) = Tijd.
Intertemporele ruil houdt in dat je ruilt over tijd.
Slide 23 - Diapositive
Je kunt op twee manieren naar je financiële situatie kijken:
1. Per levensfase kan je bekijken wat er in die periode
financieel gezien is gebeurd. = Stroomgrootheid
2. Je kunt ook bekijken wat er op een bepaald moment financieel gezien is gebeurd. = Voorraadgrootheid
Stroomgrootheid:
Grootheid die per tijdseenheid wordt gemeten.
Voorbeelden zijn inkomsten en uitgaven.
Voorraadgrootheid:
Grootheid die op een bepaald tijdsstip wordt
gemeten. Voorbeelden zijn bezittingen en schulden.
Slide 24 - Diapositive
Wat is een voorbeeld van een stroomgrootheid voor gepensioneerden?
A
Totale waarde vermogen
B
Maandelijkse AOW-uitkering
C
waarde v/d woning
D
Spaarrekening
Slide 25 - Quiz
Een voorbeeld van een stroomgrootheid is ....
A
winst v/d afgelopen maand
B
banktegoed
C
huidige waarde machine
D
eigen vermogen
Slide 26 - Quiz
De winst van een bedrijf over 2017 is €60.000.
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid
Slide 27 - Quiz
Het loon dat je op je bankrekening krijgt bijgeschreven voor je bijbaantje
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid
Slide 28 - Quiz
Je hebt aan het eind van het jaar €350 op je spaarrekening staan.
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid
Slide 29 - Quiz
De hoeveelheid leerlingen op school
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid
Slide 30 - Quiz
Is je uiteindelijke studieschuld een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid?
Slide 31 - Quiz
Is de aflossing van je lening een stroomgrootheid of een voorraadgrootheid?
A
Stroomgrootheid
B
Voorraadgrootheid
Slide 32 - Quiz
Profijtbeginsel/draagkrachtbeginsel
Draagkracht: De sterkste schouders
dragen de zwaarste lasten
(vb inkomstenbelasting)
Profijtbeginsel: De gebruiker betaalt.
(vb: Hondenbelasting, parkeerheffing)
Slide 33 - Diapositive
Profijtbeginsel
De overheid past soms het profijtbeginsel toe. Dat betekent dat je betaalt als je ergens gebruik van maakt.
Slide 34 - Diapositive
Wegenbelasting is een voorbeeld van het profijtbeginsel.