Actualiteit - Begrijpend lezen | Hoe ga jij om met geld?

In de krant
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 5-8

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

In de krant

Slide 1 - Tekstslide

Ik herken een test in Kidsweek.
Ik weet meer over de Week van het geld.
Ik kom erachter hoe ik omga met geld.

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de tekst, maar lees de tekst nog niet. 
  • Wat valt je op aan de vorm, de kopjes, de titel en de plaatjes?
  • Wat is dit voor tekst? Waar zie je dat aan?
  • Wat denk je dat de bedoeling van de schrijver is met deze tekst?
  • Hoe ga je deze tekst lezen?
  • Waar denk je dat het over zal gaan, waarom denk je dat?

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet jij al over dit onderwerp?

Slide 4 - Woordweb

 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak deze op de vragenmuur.
Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 
Formuleer samen een leesvraag.

Slide 5 - Tekstslide

Lees de tekst een keertje door.

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat:
superspaarder, georganiseerd,
organisatie, omgaan, gelddromen.
De leerkracht doet het voor.

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat:
 Aanprijzen, kans, verleid, achteraf,
spijt, bankrekening, voorgeschoten, betaalverzoek. 
We doen het samen.

Slide 8 - Tekstslide

Wat hebben we gelezen?
Is er al een antwoord op de leesvraag?
Klopte het idee dat we hadden bij de tekstsoort en het doel van de schrijver?
Zijn er nieuwe vragen ontstaan?

Slide 9 - Tekstslide

Maak nu zelf de test!

Slide 10 - Tekstslide

Maak je maar klaar...
...voor de quiz!!

Slide 11 - Tekstslide


Wat is het doel van de tekst?
A
Kinderen leren hoe ze een spaarrekening openen.
B
Kinderen laten nadenken over hoe ze met geld omgaan.
C
Kinderen waarschuwen voor gevaarlijke online aankopen

Slide 12 - Quizvraag


Welke uitspraak past het beste bij een ‘Gulle Gever’?
A
“Geld moet rollen!”
B
“Ik kijk wel welke aankoop echt de beste is.”
C
“Sparen is mijn hobby.”

Slide 13 - Quizvraag


Welke van deze uitspraken is waar volgens de tekst?
A
Alle kinderen onder de 14 krijgen zakgeld op een bankrekening.
B
7 op de 10 kinderen wil iets hebben als hun favoriete YouTuber het aanprijst.
C
17% van de kinderen tussen 12 en 14 gebruikt achteraf betalen.

Slide 14 - Quizvraag


Wat betekent ‘achteraf betalen’ bij online aankopen?
A
Je betaalt pas nadat je het product hebt ontvangen.
B
Je betaalt extra geld als je een product te laat koopt.
C
Je krijgt korting als je het later betaalt.

Slide 15 - Quizvraag


Wat voor type geldgebruiker ben jij volgens deze
test? Klopt dat met hoe jij jezelf ziet? Waarom wel of
niet?

Slide 16 - Open vraag


Waarom denk je dat zoveel kinderen iets willen
kopen als hun favoriete YouTuber het promoot? Ken
jij een voorbeeld hiervan?

Slide 17 - Open vraag


Wat zou jij doen als je een groot bedrag zou winnen
in een loterij?

Slide 18 - Open vraag

Hoe ging de quiz?

Is er informatie die op een van de beginpagina’s van
het schrift opgeschreven of getekend kan worden?
Hebben we een antwoord op de leesvraag?

Slide 19 - Tekstslide

 Antwoord gevonden op je vraag? Schrijf het antwoord op een andere kleur post-it en plak deze op de vragenmuur.
Zijn er nieuwe vragen ontstaan? 
Schrijf ze op post-its. 
Heeft de schrijver het beoogde doel bereikt?

Slide 20 - Tekstslide

Tot de 
volgende keer!

Slide 21 - Tekstslide