Wereldoriëntatie 5/6 - Algemeen tekstbegrip | 'Iedere grondsoort zijn eigen verhaal'

• Wereldoriëntatie
• Basisschool
• Groep 5,6

Introductie

Digibordles

Ik wil meer weten!

Ik ken de verschillende grondsoorten in Nederland.

Ik weet hoe de verschillende grondsoorten in Nederland zijn ontstaan. 

Wat valt je op aan de vorm, de kopjes, de titel en de plaatjes?

Wat wil de schrijver bereiken met deze tekst?

Wat is dit voor tekst?

Hoe ga je deze tekst lezen?

Waar denk je dat het over zal gaan, waarom denk je dat?

Wat weet je er al van?

 Schrijf je vragen op een post-it (één vraag per blaadje) en plak ze op de

vragenmuur.

Heb je vragen als je naar de tekst kijkt? 

Woordenschat:

lijkt, misschien, hetzelfde, landschap,

grondsoort.

Woordenschat:

zompig, vloed, slibdeeltjes,

terugtrekt, eb, vormen.

We doen het samen!

Teken op de kaart de plekken waarover je gelezen hebt!

Waar komt zeeklei voor?

Vat de rest van de tekst, per alinea, samen.

Tekstgerichte vragen:

Waar is veen van gemaakt?

Welke grondsoort is het oudst in Nederland?

Welke grondsoorten komen voor dicht in de buurt van water?

Wat is de overeenkomst tussen zand, löss, rivierklei en zeeklei?

Welke nieuwe woorden heb je geleerd door deze tekst? Schrijf ze op en ook wat ze betekenen. 

Kleur, als je dat nog niet af had, de verschillende grondsoorten op de kaart van Nederland in je werkschrift.

Markeer de antwoorden in de tekst of schrijf ze in je aantekeningen!

 Antwoord gevonden op je vraag? Schrijf het antwoord op een andere kleur post-it en plak deze bij de vraag op de vragenmuur.

Zijn er nieuwe vragen ontstaan? 
Schrijf ze op post-its. 

Wat hebben jullie opgeschreven?

Heeft de schrijver het beoogde doel bereikt?

Tot de 

volgende keer!