Herhalingsles basisstof 1 t/m 9

Herhalingsles basisstof 1 t/m 9
Herhaling
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles basisstof 1 t/m 9
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
Doel
Basisstoffen herhalen
Samenhang per basisstof bespreken en maken
Samenhang zelfstandig maken 
Les afsluiten 

Slide 2 - Tekstslide

Basisstof 1
Wat weten we nog van het skelet?

Slide 3 - Tekstslide

Uit hoeveel botten bestaat een menselijk lichaam?
A
200
B
206
C
350
D
260

Slide 4 - Quizvraag

Uit welke twee onderdelen bestaat de schoudergordel?
A
Schouderbladen en sleutelbeen
B
Alleen het sleutelbeen
C
Alleen het schouderblad.
D
alleen het borstbeen

Slide 5 - Quizvraag

Welke onderdelen horen bij je borstkas?
A
Alleen je ribben en je bekken
B
Wervelkolom en je borstbeen
C
Borstkas, ribben en borstbeen
D
heligbeen, staartbeen, borstbeen en borstkas.

Slide 6 - Quizvraag

De botten van het hoofd vormen
samen het ..........
A
scheenbeen
B
schedel
C
hoofd
D
schedelbeenderen

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn ledenmaten?
A
Alleen je armen en je handen
B
Alleen je benen en je hoofd
C
Romp en je hoofd.
D
Armen en benen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een van de functies van het skelet?
A
Stevigheid, bescherming en bewegen.
B
Ademhalen
C
Alleen bewegen
D
Alleen stevigheid.

Slide 9 - Quizvraag

Maak de samenhang
Blz. 14 lezen en maken.

timer
5:00

Slide 10 - Tekstslide

Basisstof 2
Wat weet ik nog van botten?

Slide 11 - Tekstslide

Welke stoffen in je botten zorgen voor stevigheid?
A
Alleen lijmstof
B
Kalkstof en lijmstof.
C
Alleen kalkstof
D
geen van alle antwoorden zijn goed.

Slide 12 - Quizvraag

Welk soort laagje zit aan het einde van je botten waardoor de uiteinde van je botten gemakkelijker over elkaar heen glijden
A
Kalkstof
B
Kruisbanden
C
Rol gewricht.
D
Kraakbeen

Slide 13 - Quizvraag

Hoe komt het dat oudere mensen eerder botten breken?
A
Er veranderd niks.
B
Er zit dan meer lijmstof in de botten
C
Er zit dan minder Lijmstof in de botten en er blijft meer kalk ik zitten
D
De botten verschuiven dan gemakkelijker.

Slide 14 - Quizvraag

Op welke plek zit geen kraakbeen in je gezicht?
A
bij je oog.
B
bij je oor
C
bij het puntje van je neus
D
bij je oorlel

Slide 15 - Quizvraag

Maak de samenhang
Blz. 20 en 21 maken 
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Basisstof 3 
Gewrichten 

Slide 17 - Tekstslide

Gewrichten 
Wat weet ik nog hiervan?

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een gewricht?
A
Een verbinding tussen twee botten
B
Het uiteinde van het bot
C
Een tussenstukje.
D
Het begin van een bot.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een gewricht kogel?
A
Dat is het middelstuk van het bot.
B
Dat is het middelvoetsbeentje.
C
Dat is het begin van het bot.
D
Dat is uiteinde van het bot.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een gewrichtskolom?
A
Dat is het holle gedeelte van het uiteinde van het bot.
B
Dat is en tussen botje.
C
Dat is het einde van het bot.
D
Dat zijn spieren van het lichaam. .

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een gewrichtskapsel?
A
Dat is een laagje kraakbeen om het bot.
B
Dat zijn de bloedvaten in het bot.
C
Dat is een stevig vlies om het bot heen.
D
Dat zijn de botten zelf.

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn gewrichtssmeer?
A
dat zijn banden in je lichaam.
B
Dat is een soort smeer dat het gewicht zit. Een soort smeervet om iets soepel te houden.
C
dat zijn je botten in je lichaam.
D
Dat zijn alle bloedvaten in je lichaam.

Slide 23 - Quizvraag

Om het gewricht stevigheid te geven zit er iets omheen. Hoe heet dat onderdeel.
A
Kraakbeen
B
Kapselbanden.
C
gewrichtskolom.
D
Gewrichtssmeer

Slide 24 - Quizvraag

Samenhang maken 4.3
Blz. 26 maken,. 
timer
1:00

Slide 25 - Tekstslide

Basisstof 4 Spieren 
Wat weet je nog van spieren?

Slide 26 - Tekstslide

Wat is een pees?
A
Dat is een bloedvat in je lichaam.
B
Dat is je bot in je lichaam.
C
Dat zijn alle spieren in je lichaam.
D
Pezen zijn de witte delen aan het einde van elke spier.

Slide 27 - Quizvraag

Hoe werken spieren?
A
Je hebt geen spieren in je lichaam.
B
Als je aan je een spier aanspant, dan wordt hij korter en dikker.
C
Je hebt alleen maar botten in je lichaam.
D
Als je een spier aanspant dan sterkt de spier.

Slide 28 - Quizvraag

Samenhang maken
Blz. 33 
timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

Basisstof 6 Gezond bewegen 
Gezond bewegen 

Slide 30 - Tekstslide

Gezond bewegen 
Wat weet je nog van het onderwerp gezond bewegen. 

Slide 31 - Tekstslide

Dit krijg je als je geen goede lichaamshouding hebt.
A
je hebt nooit klachten bij een goede houding,.
B
Er is een slechte houding
C
Door een verkeerde lichaamshouding kan je pijn krijgen in bijvoorbeeld je rug.
D
Er bestaat geen verschil.

Slide 32 - Quizvraag

Welke plaatje geeft een voorbeeld van een goede houding?
Plaatje 1 
Plaatje 2 
A
plaatje 1
B
plaatje 2

Slide 33 - Quizvraag

Samenhang maken 
Blz. 43 
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

Basisstof 4.6 Blessures

Slide 35 - Tekstslide