les 3 bijvoeglijke naamwoorden (2, 12 en 13)

Spelling blok 5
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling blok 5

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les: 
- heb je de spelling van de bijvoeglijke naamwoorden nog eens herhaald. 

Slide 2 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Tekstslide

meestal
eindigt het op een -e 
de blauwe trui                                   het dikke boek                      de kale kop 

Slide 4 - Tekstslide

Materiaal
Als het bijvoeglijk naamwoord aangeeft van welk materiaal het is gemaakt, dan schrijf je er altijd -en achter. 

de houten stoel                     de gouden ring                               de wollen trui. 

Slide 5 - Tekstslide

behalve bij: modern materiaal
als het van een modern materiaal is gemaakt komt er niets achter. 
de plastic tas                    de aluminium trap         de polyester boot

Slide 6 - Tekstslide

de … (lekker) maaltijd
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
lekker
B
lekkeren
C
lekkere

Slide 7 - Quizvraag

de … (zilver) armband
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
zilver
B
zilveren
C
zilvere

Slide 8 - Quizvraag

de … (zijde) das
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
zijden
B
zijde
C
zijdene

Slide 9 - Quizvraag

een … (aardig) meisje
Regel
Is het een materiaal waarmee het gemaakt is ? Dan met -EN
A
aardig
B
aardige
C
aardigen

Slide 10 - Quizvraag

de … (breed) straat

Slide 11 - Open vraag

het … (riet) dak

Slide 12 - Open vraag

het … (scherp) mes

Slide 13 - Open vraag

de … (wol) trui

Slide 14 - Open vraag

de … (geel) vlag

Slide 15 - Open vraag

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

Die gekke Tommy gooide zijn nieuwe iPhone zo in de grijze afvalbak.

Slide 16 - Open vraag

Huiswerk

Maak opdracht 2, 12 en 13

blz 181, 185-186


Slide 17 - Tekstslide