In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Dagbesteding
Toets oefenen Hoofdstuk 1 t/m 4
Slide 1 - Tekstslide
Laag 1
Laag 2
Laag 3
Laag 4
Laag 5
Behoeften aan veiligheid en zekerheid
Behoefte aan sociaal contact
Behoefte aan erkenning en waardering
Zelfontplooiing
Fysiologische behoeften
Slide 2 - Sleepvraag
In 2016 werd de participatiewet ingevoerd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Participatie = Volwaardig meedoen aan de samenleving.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Waar staat WMO voor?
Slide 5 - Open vraag
Intramuraal
Extramuraal
Mensen die in woonvormen wonen
Mensen die nog in hun eigen woning of bij ouders wonen
Slide 6 - Sleepvraag
Wettelijk gezien valt vrije tijd niet onder de noemer dagbesteding
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Scholing en vrije tijd zijn belangrijke onderdelen van dagbesteding
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Dagbesteding gaat over bezigheden die overdag plaatsvinden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Dagbesteding is een doelgerichte invulling van activiteiten om de vrije tijd die je tot je beschikking hebt te besteden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quizvraag
Jaren 20
Jaren 70
1980
1998
Activiteitenbegeleiding
Bezigheidstherapie
Arbeidstherapie
Sociale werkvoorziening
Slide 11 - Sleepvraag
Bij participatie is een belangrijk aandachtspunt dat iedereen recht heeft om mee te doen in deze wereld.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Emancipatie betekent:
A
Opkomen voor jezelf en je eigen rechten
B
Opkomen voor de rechten van een ander
C
Opkomen voor de rechten van iedereen
Slide 13 - Quizvraag
Bij sekse specifieke ondersteuning kijk je naar wat en wie iemand wil zijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Het begrip inclusie kom je niet veel tegen bij dagbesteding
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Structuur is een ordening van de dingen in de wereld om je heen, een patroon. Het biedt houvast.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Psychodynamische benadering
Behavioristische benadering
Humanistische benadering
Biologische benadering
Cognitieve benadering
Deze benadering is gebaseerd op het vermogen van de mens dat je wil groeien en ontwikkelen
Deze benadering gaat uit van aangeleerd gedrag
Deze benadering gaat uit van aangeboren vermogen van de mens om te willen groeien en ontwikkelen
Deze benadering is gebaseerd op onze fysiologie
Deze benadering deelde de menselijke persoonlijkheid in 3 delen
Slide 17 - Sleepvraag
Structuur is een ordening van de dingen in de wereld om je heen, een patroon. Het biedt houvast.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Als MZ beroepskracht moet je beschikken over een aantal vaardigheden: Agogische vaardigheden Ambachtelijke vaardigheden Strategische vaardigheden Methodische vaardigheden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Strategische vaardigheden zijn bewust en planmatig kunnen werken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Agogische vaardigheden zijn muzische, theatrale, sportieve en creatieve middelen inzetten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Er zijn verschillende visies op menselijk gedrag en dagbesteding. Daaruit zijn vijf verschillende benaderingen ontstaan. Welke uitspraak past bij de behavioristische benadering?
A
Hersengebieden kun je beïnvloeden door medicijnen, technieken, operaties, oefeningen
B
Het grote verschil tussen mensen en dieren is dat mensen kunnen denken
C
Onze omgeving beïnvloedt ons gedrag en de besteding van onze tijd
D
De mens heeft een aangeboren vermogen om te willen groeien en ontwikkelen
Slide 22 - Quizvraag
Er zijn verschillende visies op menselijk gedrag en dagbesteding. Daaruit zijn vijf verschillende benaderingen ontstaan. Welke uitspraak past bij de cognitieve benadering?
A
Hersengebieden kun je beïnvloeden door medicijnen, technieken, operaties, oefeningen
B
Het grote verschil tussen mensen en dieren is dat mensen kunnen denken
C
Mensen hebben een aangeboren vermogen om te willen groeien en om zich te willen ontwikkelen
D
Mensen hebben het vermogen te kiezen tussen iets wat ze willen en iets wat ze mogen
Slide 23 - Quizvraag
Welke benadering hoort bij het volgende?Als er in een visie van een organisatie staat dat deelname aan de maatschappij het recht is van elk mens. En dat er veel waarde wordt gehecht aan het aangeboren vermogen van de mens om te willen groeien en om zich te willen ontwikkelen.
A
Behavioristische benadering
B
Biologische benadering
C
Humanistische benadering
D
Psychodynamische benadering
Slide 24 - Quizvraag
Wat betekent vraaggericht werken voor een beroepskracht MZ NIET?
A
Brengt wensen, behoeften en mogelijkheden van de cliënt in kaart
B
Leeft zich in de cliënt in
C
Laat de begeleiding van de cliënt aansluiten op het specialisme van de beroepskracht
D
Moet goed kunnen luisteren en kijken naar signalen van de cliënt
Slide 25 - Quizvraag
Als MZ beroepskracht moet je beschikken over een aantal vaardigheden: Agogische vaardigheden Ambachtelijke vaardigheden Strategische vaardigheden Methodische vaardigheden
A
Juist
B
Onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Strategische vaardigheden zijn bewust en planmatig kunnen werken.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Agogische vaardigheden zijn muzische, theatrale, sportieve en creatieve middelen inzetten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Welke omschrijving past bij het begrip ‘auto-anamnese’?
A
Informatie over de huidige situatie die je verkrijgt uit observaties
B
Informatie over de huidige situatie die je verkrijgt uit vragenlijsten, screeninglijsten en intakelijsten
C
Informatie over de voorgeschiedenis die je verzamelt door gesprekken met de cliënt
D
Uitgangspunt waarop het activiteitenplan aansluit
Slide 29 - Quizvraag
Directe informatie is informatie cliëntgebonden informatie
A
Juist
B
Onjuist
Slide 30 - Quizvraag
Expliciete hulpvraag is als de vraag niet duidelijk is van de cliënt en concreet onder woorden moet brengen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 31 - Quizvraag
Een doelstelling formuleer je SMART. Waar staan de letters voor?