Adjectives and Adverbs

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Week 50: Lesson 1 (HV2D)

E - writing and grammar

Lesson objective: I can use adjectives and adverbs correctly.

Planning:         - Grammar explanation

                             - Make exercises 29 (d) and 30, Page 148, 149, 150

Wie weet wat een "adjective" is?

1. zelfstandig naamwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. voltooid deelwoord

Een "adjective" wordt gebruikt om meer informatie te geven over een zelfstandige naamwoord.

"I want to be a FAMOUS actress one day." Het woord "famous" is een...?

1. noun
2. adjective

"Adjectives" gebruik je ook na sommige werkwoorden, zoals "to be", "to look", etc. 

example: "She looks AMAZING with her new haircut." Write your own sentence using an adjective:

Wie weet wat een "adverb" is?

1. zelfstandig naamwoord
2. bijwoord
3. bijvoeglijk naamwoord

Een "adverb" wordt gebruikt: 

- als je iets wilt zeggen over een "adjective"

- als je iets wilt zeggen over een andere "adverb"

- als je iets wilt zeggen over een "verb" 

- "Adverbs of frequency":  hoe vaak iets gebeurt

Example: 

This girl has an unusually beautiful voice. 

That actress is EXTREMELY popular. Het woord "extremely" is een...?

1. adjective
2. adverb

Adjective vs. Adverb

- He is a quick runner.

--> quick is een bijvoeglijk naamwoord, het zegt iets over runner (een zelfstandig naamwoord)

- He runs quickly.

--> quickly is een bijwoord, het zegt iets over runs (een werkwoord)

"She sang incredibly well." Schrijf nu je eigen zin met een ADVERB.

Why should about adjectives and adverbs?

Make the exercises: 29(d) and 30 

Page 148, 149, 150