H6 Kansrekening

H6 Kansrekening
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H6 Kansrekening

Slide 1 - Tekstslide

Samengestelde kansexperimenten
Samengestelde kansexperimenten
Voorbeelden:
  • Het gooien met een dobbelsteen en een geldstuk
  • Het gooien met twee dobbelstenen
  • Het gooien met drie geldstukken
  • Het meedoen met drie loten in een loterij

Slide 2 - Tekstslide

P (G)
aantal gunstige uitkomsten

aantal mogelijke uitkomsten
______________________________
Vraag jezelf af bij de volgende opgaven:
  • Wat is het aantal mogelijke uitkomsten?
  • Wat is het aantal gunstige uitkomsten?

Slide 3 - Tekstslide

Er wordt met vijf geldstukken gegooid.
Bereken exact de kans dat er 3x munt wordt gegooid.

Hoeveel rijtjes zijn er mogelijk? Wat is het totaal aantal mogelijkheden?
Er wordt met vijf geldstukken gegooid.
Bereken exact de kans dat er 3x munt wordt gegooid.

Slide 4 - Open vraag

25(35)=3210=165
Totaal aantal mogelijkheden: 
25
Aantal gunstige mogelijkheden: 
(35)
Bijvoorbeeld: K, M, M, K, M
Aantal combinaties van 3 uit  5
P(drie keer munt) =

Slide 5 - Tekstslide


Er wordt met drie dobbelstenen gegooid. 
Bereken exact de kans dat de som van de ogen 16 is.
Op hoeveel manieren kun je 16 gooien? Wat is het totaal aantal mogelijkheden?

Slide 6 - Open vraag

Het aantal mogelijke uitkomsten is 
63=216
Het aantal gunstige uitkomsten:
6+6+4=16


6+5+5=16
(13)=3
(13)=3
(16 ogen) =
2166=361

Slide 7 - Tekstslide


Er wordt met drie dobbelstenen gegooid. 
Bereken exact de kans dat er drie keer hetzelfde aantal ogen wordt gegooid , dus driemaal een 1, driemaal een 2, etc. 

Slide 8 - Open vraag

Het aantal mogelijke uitkomsten is 
63=216
Het aantal gunstige uitkomsten:
(3x hetzelfde) =
2166=361
111, 222, 333, 444, 555, 666
6

Slide 9 - Tekstslide

Voorwaardelijke kansen
Goed lezen!
Gaat het om het totaal of een deelgroep?
.. onder de voorwaarde dat.. 

Slide 10 - Tekstslide

In deze tabel staat weergegeven hoeveel auto's een kruispunt passeerden, uit welke richting ze kwamen en in welke richting ze verder gingen.
Bereken de kans dat een willekeurig gekozen auto naar het zuiden ging.

Slide 11 - Tekstslide


Bereken de kans dat een willekeurig gekozen auto naar het zuiden ging. 
(drie decimalen nauwkeurig)

Slide 12 - Open vraag

Dit is een situatie waarbij het totaal aantal auto's wordt beschouwd, dus:
85276980,082
P (naar zuiden) =

Slide 13 - Tekstslide

In deze tabel staat weergegeven hoeveel auto's een kruispunt passeerden, uit welke richting ze kwamen en in welke richting ze verder gingen.
Bereken de kans dat een willekeurig gekozen auto die uit het westen kwam, verder naar het noorden ging.

Slide 14 - Tekstslide


Bereken de kans dat een willekeurig gekozen auto uit die uit het westen kwam, verder naar het noorden ging.

Slide 15 - Open vraag

Dit is een situatie waarbij er gedeeld moet worden door auto's die uit het westen kwamen(voorwaarde).
25814080,158
P (uit west naar noord) =

Slide 16 - Tekstslide

Het vaasmodel
Knikkers in een vaas
Loterij met prijzen
Kratten met verschillende soorten frisdrank
etc.

Slide 17 - Tekstslide


In een vaas zitten vijf rode, acht witte en zeven groene knikkers. Er worden negen knikkers uit de vaas gepakt.
Bereken de kans om twee rode, drie witte en vier groene knikkers te pakken. 

Slide 18 - Open vraag

(920)(25)(38)(47)0,117
Er worden negen knikkers uit een vaas met 20 knikkers gepakt (vijf rood, acht wit, zeven groen).

Totaal aantal mogelijkheden is dus
(920)
P (2 ro, 3 wi, 4 gr) =

Slide 19 - Tekstslide


In een vaas zitten vijf rode, acht witte en zeven groene knikkers.
Er worden negen knikkers uit de vaas gepakt. 
Bereken de kans om vijf witte knikkers te pakken.  

Slide 20 - Open vraag

(920)(58)(412)0,165
Er worden negen knikkers uit een vaas met 20 knikkers gepakt (vijf rood, acht wit, zeven groen).

Totaal aantal mogelijkheden is dus
(920)
P (5 wi, 4 niet wit) =

Slide 21 - Tekstslide


Een partij van 300 appels wordt verpakt in 10 dozen van elk 30 stuks. Bij deze 300 appels zijn er 15 met een rotte plek. 
Lena koopt een doos. Wat is de kans dat er twee appels met een rotte plek in de doos zitten?

Slide 22 - Open vraag

(30300)(215)(28285)0,275
Er worden uit een partij van 300 appels 30 appels gekozen. Van de 300 appels hebben 15 appels rotte plekken.   
Totaal aantal mogelijkheden is dus
(30300)
P (2 rotte plek) =

Slide 23 - Tekstslide

Kansbomen
Samengestelde kansexperimenten met verschillende schijven vazen met knikkers of dobbelstenen.
Via een kansboom (kans per handeling) is door vermenigvuldiging de uiteindelijke kans te berekenen.

Slide 24 - Tekstslide


Er wordt met een viervlaksdobbelsteen, een gewone dobbelsteen en een achtvlaksdobbelsteen gegooid. 
Bereken de kans dat er met elke steen hoogstens 3 gegooid wordt. 

Slide 25 - Open vraag

Er wordt met elke dobbelsteen dus 1, 2 of 3 gegooid

4-vlaksdobbelsteen    --> 
gewone dobbelsteen -->
8-vlaksdobbelsteen     -->
P (hoogstens 3) =
P (hoogstens 3) =
P (hoogstens 3) =
43
63
83
P (elke steen hoogstens 3) =
4363830,141

Slide 26 - Tekstslide


Als de schijven hiernaast tot stilstand zijn gekomen, wijzen de pijlen elk één sector aan. Bereken exact (geen bananen)

Slide 27 - Open vraag

P (geen bananen) =
4232210,167

Slide 28 - Tekstslide

De somregel voor kansen

Slide 29 - Tekstslide


Bij een loterij worden 60 loten verkocht. Er is een hoofdprijs van 50 euro en er zijn drie tweede prijzen van 25 euro. Luuk koopt 6 loten. Bereken de kans dat Luuk 50 euro wint. 

Slide 30 - Open vraag

(660)(11)(03)(556)+(660)(01)(23)(456)0,098
Er worden  zes loten uit 60 loten getrokken met één
hoofdprijs van 50 euro, drie tweede prijzen van 25 euro.

Totaal aantal mogelijkheden is dus
(660)
P (50 euro) = P(hoofdprijs) + P(twee 2e prijs) =

Slide 31 - Tekstslide


Er wordt met een viervlaksdobbelsteen, een gewone dobbelsteen en een achtvlaksdobbelsteen gegooid. 
Bereken de kans dat er twee drieën gegooid worden.  

Slide 32 - Open vraag

Er wordt met een 4-vlaks-, 6-vlaks- en 8-vlaksdobbelsteen gegooid.
De kans op twee drieën moet worden berekend en kan als volgt worden gesplitst: 
P(twee drieën) = 
P (4met4, 4met6, 4met8) + P (4met4, 4met6, 4met8) + P (4met4, 4met6, 4met8)
416187+416581+436181=192150,078
kans op een drie per dobbelsteen (1/4, 1/6, 1/8)of kans op geen drie per dobbelsteen (3/4, 5/6, 7/8) geeft:
P (twee drieën) =

Slide 33 - Tekstslide

Kansexperimenten herhalen

Slide 34 - Tekstslide


Puck laat  de schijf hiernaast zes keer draaien.
Bereken de kans op drie keer peer.

Slide 35 - Open vraag

P (p, p, p, p, p, p) =
(36)(52)3(53)30,276
6 herhalingen van hetzelfde experiment
Kans op drie keer peer en drie keer geen peer:

Slide 36 - Tekstslide


Joep maakt een proefwerk dat uit 20 driekeuzevragen bestaat. Bij vijf vragen moet hij gokken. 
Bereken de kans dat hij minder dan drie keer goed gokt. 

Slide 37 - Open vraag

P (g, g, g, g, g) =
(25)(31)2(32)30,329
5 herhalingen van hetzelfde experiment
Kans op goed: 1/3
Kans op fout: 2/3
P (minder dan 3x goed) = P (2 goed) + P (1 goed) + P (0 goed) = 0,790
P (g, g, g, g, g) =
(15)(31)(32)40,329
P (g, g, g, g, g) =
(32)5=0,132

Slide 38 - Tekstslide

Complementregel
Het vaasmodel en de complementregel

Slide 39 - Tekstslide


Pak 6 knikkers uit een vaas met 11 rode en 7 witte knikkers.

Wat is de complementgebeurtenis van P(minder dan 5 witte knikkers)?
A
P(hoogstens 4 witte)
B
P(minstens 5 witte)
C
P (meer dan 5 witte)
D
P(minstens 4 witte)

Slide 40 - Quizvraag

Pak 6 knikkers uit een vaas met 11 rode en 7 witte knikkers.


hoogstens 4 witte --> 0, 1, 2, 3, 4
minstens 5 witte --> 5, 6      (meer dan 4 witte kan ook!)
meer dan 5 witte --> 6
minstens 4 witte --> 4, 5, 6
Minder dan 5 witte --> 0, 1, 2, 3, 4
Wat is de complementgebeurtenis van P(minder dan 5 witte knikkers)?
complement 5, 6
Dus: P(minder dan 5 witte knikkers) = 1 - P(5 wi) - P(6 wi)

Slide 41 - Tekstslide


Pak 7 knikkers uit een vaas met 11 rode en 6 witte knikkers.

Wat is de complementgebeurtenis van P(hoogstens 2 rode knikkers)?
A
P(minstens 3 rode)
B
P(minder dan 2 rode)
C
P(minstens 2 rode)
D
P(meer dan 3 rode)

Slide 42 - Quizvraag

Pak 7 knikkers uit een vaas met 11 rode en 6 witte knikkers.


minstens 3 rode --> 3, 4, 5, 6, 7     (meer dan 2 rode kan ook!)
minder dan 2 rode --> 0, 1
minstens 2 rode --> 2, 3, 4, 5, 6 7
meer dan 3 rode  --> 4, 5, 6, 7

Hoogstens 2 rode --> 0, 1, 2
Wat is de complementgebeurtenis van P(hoogstens 2 rode knikkers)?
complement 3, 4, 5, 6, 7
DusBij P(hoogstens 2 rode knikkers) is de complementregel niet handig, want dan moet je meer kansen berekenen.

Slide 43 - Tekstslide


Pak vijf knikkers uit een vaas met zes rode, zeven witte en vijf groene knikkers.
Wat is de kans dat er hoogstens vier rode bij zijn?

Slide 44 - Open vraag

P (hoogstens 4 rode knikkers) = P(0, 1, 2, 3 of 4 rode knikkers) 
                                                          =   1 - P(5 rode knikkers) 
1(518)(56)(012)0,999
Er worden 5 knikkers gepakt uit een vaas met 18 knikkers (zes rood, zeven wit, vijf groen)
P (hoogstens 4 rode knikkers) = 

Slide 45 - Tekstslide

Complementregel
De productregel en de complementregel

Slide 46 - Tekstslide


Puck laat  de schijf hiernaast vijf keer draaien.
Bereken de kans op minstens één keer banaan.

Slide 47 - Open vraag

1 - P (b, b, b, b, b ) = 
1(54)50,672
5 herhalingen van hetzelfde experiment
Mogelijk: 0, 1, 2, 3, 4 of 5 keer banaan 
P (banaan per keer) = 1/5 , P (geen banaan per keer)=4/5

P (minstens één keer banaan) = 1 - P (geen banaan)=
Minstens 1x banaan --> 1, 2, 3, 4 of 5 keer
Geen banaan -->  0 keer (complementgebeurtenis)

Slide 48 - Tekstslide

Einde

Slide 49 - Tekstslide