Thema 3 - Erfelijkheid oefenvragen

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA
1 / 41
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Van klein naar groot:
A
DNA-Chromosomen-Celkern-Cel
B
Celkern-DNA-Chromosomen-Cel
C
Chromosomen-Celkern-Cel-DNA
D
Cel-Chromosomen-Celkern-DNA

Slide 1 - Quizvraag

Welke uitspraak over chromosomen is FOUT?
A
Chromosomen bestaan uit DNA
B
Chromosomen liggen in het cytoplasma
C
Een mens heeft 46 chromosomen per lichaamscel
D
Niet ieder dier heeft evenveel chromosomen

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer ontstaat het genotype?

Slide 3 - Open vraag

Hebben alle spiercellen van een man hetzelfde genotype of hebben ze een ander genotype?
A
Hetzelfde genotype
B
Verschillende genotypen

Slide 4 - Quizvraag

Wat verandert er wel en wat niet?
A
wel: genotype niet: fenotype
B
wel: fenotype & genotype
C
wel: fenotype niet: genotype
D
niet: fenotype & genotype

Slide 5 - Quizvraag

De jonge tapir heeft hetzelfde fenotype als de volwassen tapir
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quizvraag

Wat wordt bepaald door genotype of fenotype? Sleep de eigenschappen A t/m H naar genotype of fenotype. 
Genotype
Fenotype
Een wipneus
Stijl haar vanaf de geboorte
Piercings 
Behaarde bladeren
Een litteken
Goed kunnen piano spelen
Eelt op je handen door hard werken
Blauwe ogen

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Zijn deze chromosomen van een man of een vrouw?
A
Man
B
Vrouw

Slide 9 - Quizvraag

Kunnen de afgebeelde chromosomen afkomstig zijn uit een eicel?
A
Ja
B
Nee

Slide 10 - Quizvraag

Waar komen geslachtschromosomen voor?
A
Alleen in de kern van geslachtscellen
B
Alleen in de kern van lichaamscellen
C
In de kernen van geslachtscellen en lichaamscellen

Slide 11 - Quizvraag

Welke geslachtscel bepaalt het geslacht van een mens?
A
Eicel
B
Zaadcel

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide


Welke kleur ogen heeft de persoon met chromosomenpaar 3?
1
2
3
A
Bruine ogen
B
Blauwe ogen
C
Combinatie van bruin en blauwe ogen

Slide 14 - Quizvraag


Welk chromosomenpaar is heterozygoot?
1
2
3
A
Chromosomenpaar 1
B
Chromosomenpaar 2
C
Chromosomenpaar 3

Slide 15 - Quizvraag

Leg uit dat iemand waarbij het recessieve eigenschap zichtbaar is in het fenotype homozygoot moet zijn voor die eigenschap

Slide 16 - Open vraag

Het gen voor blauwe ogen is recessief, dat voor bruine ogen is dominant. Hoe noem je het genotype van iemand met genotype aa.
A
Homozygoot dominant
B
Homozygoot recessief
C
Heterozygoot

Slide 17 - Quizvraag

Leg uit dat je bij iemand waarbij de dominante eigenschap zichtbaar is, niet met zekerheid kan zeggen of de persoon homo of heterozygoot is voor de eigenschap

Slide 18 - Open vraag

Het gen voor zwarte veren (A) is bij kippen even sterk als dat voor de witte veren (a). Wat is de kleur van een kip met genotype Aa.
A
Wit
B
Zwart
C
Grijs

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Hoe geven we bij een kruising de eerste generatie nakomelingen aan?
A
Met F1
B
Met F2
C
Met P

Slide 21 - Quizvraag

Bij konijnen is de vachtkleur zwart dominant over wit. Een homozygoot zwart konijn wordt enkele malen gekruist met een wit konijn.
Wat is het genotype van de konijntjes uit de F1?
A
Aa
B
AA
C
aa

Slide 22 - Quizvraag

Bij cavia's is korte haren dominant over lange haren.
Twee heterozygote cavia's paren met elkaar en krijgen jongen.
Welke verhouding in fenotypes verwacht je bij de nakomelingen?
A
100% lange haren
B
100% korte haren
C
25% lange haren / 75% korte haren
D
25% korte haren / 75% lange haren

Slide 23 - Quizvraag

INTERMEDIAIR:
Een halflangharige cavia heeft een intermediair fenotype. Halflangharige cavia's worden geboren door een kruising tussen een normaalharige cavia en ene langharige cavia. Twee halflangharige cavia's paren met elkaar.

Hoe groot is de kans dat een nakomeling van dit paar halflangharig is?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Een buldog en een terriër werden gekruist. Zo ontstond een nieuw ras: de Staffordshire bulterriër.

Hoe wordt het genoemd als alleen dieren met bepaalde eigenschappen worden gebruikt om ermee te fokken?
A
Kunstmatige selectie
B
Ongeslachtelijke voortplanting
C
Veredeling

Slide 26 - Quizvraag

Bij welk type voortplanting hebben de nakomelingen altijd hetzelfde genotype als de oudergeneratie?
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 27 - Quizvraag

Een appelteler wil graag de smaak van een bepaald appelras veranderen. Hij wil dat de appels zoeter gaan smaken.

Kan hij bij het telen van de appels het best gebruikmaken van ongeslachtelijke of van geslachtelijke voortplanting?
A
Van geslachtelijke voortplanting, want zo ontstaan er appels met een ander genotype
B
Van geslachtelijke voortplanting, want zo ontstaan er appels met hetzelfde genotype
C
Van ongeslachtelijke voortplanting, want zo ontstaan er appels met een ander genotype
D
Van ongeslachtelijke voortplanting, want zo ontstaan er appels met hetzelfde genotype

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Als in een geslachtscel een mutatie plaatsvindt, heeft dit meestal ... gevolgen
A
Wel
B
Geen

Slide 30 - Quizvraag

Artsen maken zo weinig mogelijk röntgenfoto's van hun patiënten.

Welke reden hebben ze daarvoor?
A
Röntgenstraling kan mutaties veroorzaken in de geslachtscellen
B
Röntgenstraling kan mutaties veroorzaken in lichaamscellen
C
Röntgenstraling kan mutaties veroorzaken in alle cellen

Slide 31 - Quizvraag

Een ander woord voor kankergezwel is:

Voorbeeld van chemische schadelijke stoffen zijn sigarettenrook en asbest. Dit is een voorbeeld van:

Mensen die ziek worden door een kankergezwel
hebben:

Door mutaties en geslachtelijke voortplanting ontstaat 
in genotypen.

Tumor
Mutagene invloeden
Kanker
Variatie

Slide 32 - Sleepvraag

 Sleep de eigenschappen naar de juiste plek. 
Goedaardig gezwel
Kwaadaardig gezwel

Groeit langzaam

Groeit snel
Er vindt uitzaaiing plaats
Er vindt geen uitzaaiing plaats

Slide 33 - Sleepvraag

Slide 34 - Tekstslide

Hier zijn drie paren beschreven die graag een kind willen. Geen van deze paren heeft al een kind.
1 Thijs en Anouk. Thijs heeft motorongeluk gehad en zit in een rolstoel.
2 Edwin en Romy. De moeder en oma van Romy zijn aan borstkanker gestorven.
3 Tim en Evie. Evie is doof geboren doordat de gehoorzenuw voor haar geboorte is beschadigd door een infectie met rode hond.

Welke van deze paren doen er verstandig aan genetisch advies in te winnen?
A
Paar 1
B
Paar 2
C
Paar 3

Slide 35 - Quizvraag

Hiernaast zie je 3 afbeeldingen van prenataal onderzoek. Sleep de juiste naam naar de juiste vorm.
Vruchtwaterpunctie
Vlokkentest
Echoscopie

Slide 36 - Sleepvraag

Eén van de methoden van erfelijkheidsonderzoek bij ongeboren kinderen is een vlokkentest.

Wat wordt onderzocht bij een vlokkentest?
A
De chromosomen van placentaweefsel, afkomstig van de moeder
B
De chromosomen van placentaweefsel, afkomstig van het embryo
C
De samenstelling van de urine van de zwangere vrouw
D
De samenstelling van het vruchtwater bij de zwangere vrouw

Slide 37 - Quizvraag

Een arts wil bij een zwangere vrouw onderzoeken of het ongeboren kind goed groeit.

Welke onderzoeksmethode zal hij kiezen?
A
Echoscopie
B
Vlokkentest
C
Vruchtwaterpunctie

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Bakkersgist bestaat uit levende cellen. Bakkers doen gist in het brooddeeg om het deeg te laten rijzen en het brood de juiste smaak te geven.

Het gebruik van bakkersgist is een voorbeeld van:
A
Biotechnologie
B
Genetische modificatie
C
recombinant-DNA-techniek

Slide 40 - Quizvraag

Door het fokken met teckels is het uiterlijk van deze honden langzamerhand veranderd. De honden zijn tegenwoordig slanker en hebben kortere poten dan vroeger.

De verandering in de lichaamsbouw van teckels is een voorbeeld van:
A
Biotechnologie
B
Genetische modificatie
C
Recombinant-DNA-Techniek

Slide 41 - Quizvraag