In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Argumentatie
Slide 1 - Tekstslide
Argument
* Onderbouwt een standpunt
* Te herkennen aan signaalwoorden omdat, immers, namelijk, want, aangezien
Slide 2 - Tekstslide
feitelijke argumenten
Degene die de uitspraak doet, claimt dat deze waar, waarschijnlijk of aannemelijk is.
Je moet niet roken, omdat je dan slechte stoffen in je lijf pompt.
Slide 3 - Tekstslide
waarderende/subjectieve argumenten
Niet-feitelijke uitspraken:
* Of iets goed of slecht is
* Of iets mooi of lelijk is
* Of iets waardevol of waardeloos is
* Of iets wenselijk of onwenselijk is
* Of iets gepast of ongepast is
Slide 4 - Tekstslide
"De school moet om half negen beginnen" Bedenk een feitelijk argument.
Slide 5 - Open vraag
"Pindakaas mag voortaan alleen nog in plastic potten verkocht worden". Bedenk een waarderend/subjectief argument.
Slide 6 - Open vraag
Argumentaties op basis van...
feiten
De taal verloedert: veel leerlingen schrijven 'me' boek en zeggen 'die' meisje
Slide 7 - Tekstslide
Argumentaties op basis van...
onderzoek/wetenschap
De taal verloedert: uit onderzoek bleek dat slechts 20% van de schoolgaande jongeren het verschil tussen 'hun' en 'hen' kent.
Slide 8 - Tekstslide
Argumentaties op basis van...
normen en waarden
De taal verloedert: het is toch bizar dat veel mensen niet eens een foutloze sollicitatiebrief schrijven.
Slide 9 - Tekstslide
Argumentaties op basis van...
vermoedens
De taal verloedert: over dertig jaar zal vast helemaal niemand het verschil meer weten tussen 'als' en 'dan'.
Slide 10 - Tekstslide
Argumentaties op basis van...
geloof/overtuiging
Taalverloedering is een slechte zaak, want de zuiverheid van een taal is een weerspiegeling van de cultuur.
Slide 11 - Tekstslide
Argumentaties op basis van...
gezag/autoriteit
De taal verloedert: dat deed professor Pleij gisteren nog eens haarfijn uit de doeken.
Slide 12 - Tekstslide
Argumentaties op basis van...
nut
We zouden minder aandacht moeten besteden aan taalverloedering: dat levert meer tijd op voor inhoudelijke discussies over betekenis.
Slide 13 - Tekstslide
"Jip zit volgend jaar echt niet in Australië. Ik kan me niet voorstellen dat hij slaagt voor zijn examen." Argumentatie op basis van...?
A
nut
B
vermoeden
C
autoriteit
D
overtuiging
Slide 14 - Quizvraag
"Eet twee keer per week vis. Ik las laatst een onderzoek over de voordelen daarvan voor hart en bloedvaten." Argumentatie op basis van...?
A
vermoeden
B
normen en waarden
C
overtuiging
D
wetenschap
Slide 15 - Quizvraag
"We kunnen beter niet bij dat restaurant gaan eten. Daar is de goedkoopste maaltijd 38,95." Argumentatie op basis van..?
A
nut
B
vermoeden
C
feiten
D
gezag
Slide 16 - Quizvraag
"De man moet veroordeeld worden. Je schiet iemand toch niet neer voor het jatten van een zak appels?" Argumentatie op basis van...?
A
geloof
B
normen & waarden
C
feiten
D
nut
Slide 17 - Quizvraag
Aan de slag!
Oorlog en criminaliteit
Slide 18 - Tekstslide
in 3 stappen lezen
titel, eerste alinea en slotalinea
de kernzinnen
helemaal lezen
Slide 19 - Tekstslide
In al. 1 worden twee criteria besproken om te bepalen of iets oorlog is of criminaliteit.
Welke twee criteria zijn dat?
Slide 20 - Tekstslide
De kern van een goed antwoord is:
• de doelstellingen/van de daders / het motief voor het geweld / politieke
of economische motieven 1
• de methoden die ter bestrijding worden ingezet / het leger of de politie inzetten 1
Slide 21 - Tekstslide
al. 4 en 5 bevatten een redenering. geef deze redenering weer in het schema. Vul de ontbrekende gegevens in.
Slide 22 - Tekstslide
hoe pak je deze vraag aan?
Je gaat niet citeren, maar herformuleren. (standpunt staat ok niet letterlijk in de tekst)
Voorlopige standpunt staat in het midden van al. 4 en de conclusie is de eerste zin van al. 5
Waarom liever meer blauw op straat?
Nog meer argumenten?
Voorbehoud?
Slide 23 - Tekstslide
Als je het voorbehouyd hebt gevonden: Hier wordt de logica echter gevaarlijk
dan stel je weer de waarom-vraag? Waarom is dit gevaarlijk?
Dan kom je uit bij de4 conclusie en die is gegeven.
Slide 24 - Tekstslide
Vraag 34 over de fatale kringloop uit al. 6
Lees al. 6 nog eens goed.
Landen in oorlog blijken minder investeerders te trekken en zijn daardoor minder aantrekkelijk om zaken mee te doen.
In dit antwoord moet je op je woorden (30) letten
Slide 25 - Tekstslide
vraag 34 MC
Slide 26 - Tekstslide
Niet A
Niet B
Niet D
Wel C
want er slechter van worden is hier er uitsluitend financieel op achteruitgaan en niet wat mensenrechten betreft
want 'we'worden niet door hun conflicten meegesleept
want oorlogslanden beïnvloeden niet de buitenlandse politiek van 'ons'
want we investeren daar niet
Slide 27 - Tekstslide
SV Let op het aantal woorden
Voor de eerste vraag moet je in al. 2,3 en 4 zijn:
criminaliteit en oorlog zijn met elkaar verweven.
Waarom de aandacht verleggen? Dat heeft te maken met het aantal slachtoffers. En hoe verleg je dan die aandacht? Door meer op veiligheid te focussen en die dwingen we af met militaire middelen om de criminaliteit tegen te gaan.
Slide 28 - Tekstslide
woordenkennis is cruciaal om vlot door te kunnen werken