S of z en vuistregel -i of -ie

S- of z- en vuistregel -i of -ie
Theorie en oefenen.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

S- of z- en vuistregel -i of -ie
Theorie en oefenen.

Slide 1 - Tekstslide

Verschil s en z aan start woord
"Luisterwoorden", vaak slecht te horen dus inprent woorden.

Slide 2 - Tekstslide

Vuistregel -ie of -i
- 'ie' schrijf je meestal in de volgende drie gevallen: 


1. Als de ie-klank in een gesloten lettergreep zit.
Een gesloten lettergreep is een lettergreep eindigend op een of meerdere medeklinker(s).
--> mier, fietsen (fiet-sen, dus een gesloten lettergreep eindigend op een medeklinker)





Slide 3 - Tekstslide

vervolg vuistregel
2. Als de ie-klank in een open lettergreep zit, waarop de klemtoon valt.
Een open lettergreep is een lettergreep eindigend op een of meerdere klinkers.
--> rivieren (ri-vie-ren, vie is een open lettergreep waarop de klemtoon valt)
--> liegen (lie-gen, lie is een open lettergreep waarop de klemtoon valt)

Slide 4 - Tekstslide

vervolg vuistregel
3. Als een woord eindigt op een ie-klank.
Als een woord eindigt op een ie-klank, schrijf je het meestal met ie.
--> knie, zie, vakantie, adoptie)
Uitzonderingen op deze regel zijn woorden uit het Latijn (academici, musici) en andere 'leenwoorden' (bikini, broccoli, ski, sushi).

Slide 5 - Tekstslide

vervolg vuistregel
- 'i' schrijf je meestal in de volgende drie gevallen:

1. De maanden van het jaar (januari, februari, juni, juli).
2. Veel woorden uit het Latijn (academici, musici, alibi).
3. Bijvoegelijke naamwoorden die eindigen op -isch (kritisch, alfabetisch, logisch, medisch).

Slide 6 - Tekstslide

En de y dan?
'y' schrijf je meestal in de volgende twee gevallen:

Bij woorden met een Griekse oorsprong (hypotheek, cyclus, dynamiek, hypnose).
Bij woorden die we uit het Engels hebben overgenomen (baby, hobby, intercity, buggy).

Slide 7 - Tekstslide

Instructies
Tik bij de komende 5 zinnen het hele woord

Slide 8 - Tekstslide

1. De soldaat …alueerde voor de officier

Slide 9 - Open vraag

2. Het meisje schreef een …..akelijke brief.

Slide 10 - Open vraag

3. Hij heeft een positief ….aldo op zijn bankrekening

Slide 11 - Open vraag

4. Heb je die mooie ……alto gezien?

Slide 12 - Open vraag

5. De burgemeester was erg …enuwachtig..

Slide 13 - Open vraag

Instructies
Kies bij de volgende 10 zinnen telkens de juiste letter (-ie of -i)

Slide 14 - Tekstslide

1. Je hebt vandaag weer pr…..ma gewerkt
A
-ie
B
-i

Slide 15 - Quizvraag

2. Toen kregen we een goed ….dee
A
-ie
B
-i

Slide 16 - Quizvraag

3. Ik ga l……ver op de computer spelen
A
-ie
B
-i

Slide 17 - Quizvraag

4. 21 jun….. is de eerste dag van de zomer
A
-ie
B
-i

Slide 18 - Quizvraag

5. Midden door de stad loopt een r….vier
A
-ie
B
-i

Slide 19 - Quizvraag

6. Over één m….nuut begint het toneelstuk
A
-ie
B
-i

Slide 20 - Quizvraag

7. Een p….loot komt vaak in andere landen
A
-ie
B
-i

Slide 21 - Quizvraag

8. Ik kijk iedere dag in de sp……..gel
A
-ie
B
-i

Slide 22 - Quizvraag

9. Mijn broer speelt al drie jaar g…..taar
A
-ie
B
-i

Slide 23 - Quizvraag

10. Heb je die f…..guren zelf getekend?.
A
-ie
B
-i

Slide 24 - Quizvraag

En nu
mijn.numo.nl en dan onderdeel spellen

Slide 25 - Tekstslide