3. Werkwoordspelling H3

Werkwoordspelling H3
Blz. 115
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoordspelling H3
Blz. 115

Slide 1 - Tekstslide

Programma                          Blz. 115
* Kennis testen.
* Bespreken H2.
* Uitleg H3 + oefenen.



Slide 2 - Tekstslide

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 3 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.

Slide 4 - Quizvraag

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 5 - Quizvraag

'Het gebeurt regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.'
In deze zin is het werkwoord..
A
..de persoonsvorm, v.t.
B
...het voltooid deelwoord
C
..de persoonsvorm, t.t.

Slide 6 - Quizvraag

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente

Slide 7 - Quizvraag

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
Vint

Slide 8 - Quizvraag

Waar let je op bij werkwoordspelling?
Welk type werkwoord is het?
Welke regel hoort erbij?
SPEL BEWUST


Slide 9 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
'gewoon' voltooid deelwoord= *Maakt deel uit van het gezegde.
                                                                * Ik heb mijn kamer opgeruimd.
                                                                * Ik heb mijn bril opgepoetst.

Als bijvoeglijk naamwoord= * De opgeruimde kamer.
                                                           * De opgepoetste zonnebril.
Maar hoe schrijf je het op?

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
* Hoor je een t-klank aan het eind? Maak het woord langer en bepaal zo of je een -d of een -t moet schrijven.
* Zo kort en eenvoudig mogelijk.

           Het kind werd gered.                     Het geredde kind.
      De hekken waren verroest.              De verroeste hekken.

Slide 11 - Tekstslide

Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
* Hoor je -en aan het eind? Dan eindigt je bijvoeglijk naamwoord ook op -en. Schrijf het zo eenvoudig mogelijk op.

           Het glas is gebroken.                    Het gebroken glas.
                

Slide 12 - Tekstslide

Samen aan de slag!                       Blz. 115
De opdrachten maak je in duo's. Doe dit als volgt:
- leerling 1 maakt een zin. Leerling 2 kijkt deze na. Als jullie het niet eens zijn dan moet je overleggen tot je dat wel bent.
- Leerling 2 maakt de volgende zin. Leerling 1 kijkt deze na. Overleg weer als jullie het niet eens zijn.

Jullie maken dus om de beurt een zin, help elkaar en leg aan elkaar uit waarom iets het goede antwoord is!

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Maak de opdrachten van hoofdstuk 3 af.

Nakijken doen we in de volgende les.

Slide 14 - Tekstslide