‹Terug naar zoeken

kapitel 8 Aussehen

2F
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2F

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

KAPITEL 8 
8 Hulpwerkwoorden
haben & sein
Kleidung
Farben
Schmuck
Aussehen
Wörter

Slide 3 - Tekstslide

overig (25 min)
Noem de 8 Duitse
hulpwerkwoorden

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Wij lusten

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
wij moeten weg (anders missen we de bus)

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
zij weten

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
wij mogen

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
zij willen een ijsje

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
wij kunnen goed Duits.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Wij zouden graag willen.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal:
Moeten we bier meenemen?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleidung, Schmuck und Farben

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

die Halskette
der Rin
die Ohrringe
das Armband
die Armbanduhr
die Kappe
die Sonnenbrille
der Regenschirm
die Brieftasche
die Tasche

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

die Sandalen
der Hut
die Handschuhe
der Schal
die Krawatte
der Gürtel
die Schuhe
die Stiefel
die Turnschuhe
die Socken
der Badeanzug
die Badehose

Slide 15 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

die Hose
das T-Shirt
der Pullover
die Jacke
das Kleid
der Rock
die Socken
der Schuh
die Kleidung
grün
tragen
de jurk
de broek
het T-shirt
de trui
het jack, vest
de rok
de sokken
de schoen
de kleding
groen
dragen

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat draag je aan je voeten?
A
die Stiefel
B
die Hose
C
der Pullover
D
die Jeans

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vertaling van :
der Pullover
A
de blouse
B
de jas
C
de trui
D
de capuchon

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de juiste vertaling van :
de broek
A
der Hose
B
der Hosen
C
das Hosen
D
die Hose

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welche Wörter werden hier erklärt?
"Eine Bluse, ein T-Shirt oder ein Top."
A
das Oberteil
B
die Socken
C
das Outfit

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welche Wörter werden hier erklärt?
"Ein anderes Wort für Kleidung (umgangssprachlich)."
A
das Jackett
B
die Klamotten
C
die Sandalen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de Duitse woorden naar de juiste kleuren.
gelb
blau
schwarz
grau
rot
grün
weiß
orange
pink
braun

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Übung: Ordne die Bilder den richtigen Farben zu.
schwarz

weiß

blau

gelb

rot
grün
braun
orange
lila
grau
rosa

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Alle Farben zusammen
A
bunt
B
farbig
C
gefärbt
D
bont

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welche Farbe siehst du?

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welche Farbe siehst du?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welche Farbe siehst du?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welche Farbe siehst du?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welche Farbe siehst du?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welche Farbe siehst du?

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het duitse woord voor 'de kledingwinkel'
A
der Shop
B
der Winkel
C
das Kleidergeschäft
D
die Einkaufwinkel

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de duitse vertaling van 'aantrekken'?
A
anpassen
B
ziehen
C
antragen
D
anziehen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent de zin: "Das ist nicht teuer" ?
A
Dat is niet stoer.
B
Dat is niet duur.
C
Dat is geen stuur
D
Dat is geen garantie.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

pinnen in het Duits noem je:
A
mit Karte zahlen
B
Bar zahlen
C
mit Postkarte zahlen

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zeg je in het Duits: "Ik zoek een spijkerbroek"?
A
Ich brauche eine Hose.
B
Ich suche eine Jeans.
C
Ich will ein Jeans.
D
Ich möchte eine Jeans

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie findest du diese Kleidung?
cool
häßlich(lelijk)
ok
dumm

Slide 36 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wie findest du diese Kleidung?
super
zu teuer(te duur)
blöd (stom)
schön(mooi)

Slide 37 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Bei Kleidung finde ich es am Wichtigsten:
A
dass sie sich bequem anfühlt.
B
dass sie in Mode ist.
C
dass sie billig (goedkoop) ist.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich trage Kleider, die in Mode sind.
A
Ja, immer.
B
Ja, manchmal.
C
Nein, Mode ist mir egal.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Shoppen gehe ich:
A
einmal im Monat.
B
einmal pro Woche.
C
ungefähr 4 mal im Jahr.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sätze über Kleidung - Was passt zusammen?
1) Ich ....

2) Was ...

3) Ist der Pullover ...

4) Magst du es ...

5) Was gefällt ...
auch in Größe M?
eine Jacke zu tragen?
dir am besten?
trage gern...
trägst du gern?

Slide 41 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dein Lieblingsoutfit

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Personen beschreiben
(Breakoutrooms)
  1.  Wählt eine Person aus dem Bild aus.
  2. Beschreibe deine Person auf Deutsch,  min. 5 Merkmale (kenmerken) nennen. Die Gruppe soll raten wer es ist.
  3. Wechselt jedes Mal die Rolle. Jeder von euch beschreibt insgesamt 3 personen auf Deutsch.

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wer ist es?
Spiele zu zweit (om de beurt raden!)

Trägt die Person...?
Hat die Person...?

Haare, Brille, Hose, Schuhe, Bluse, Kleid, (Ohr)ringe, Kette, Nagellak, Uhr, Augen.
Farben: Grün, rot, gelb, blau, lila, rosa, braun, schwarz, weiß, orange, grau
timer
5:00

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steh auf....
...wenn du
ein schwarzes T-Shirt trägst.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steh auf....
...wenn du
eine blaue Jeans trägst.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Steh auf....
...wenn du
weiße Schuhe trägst.

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Periode 3 - Mode & Musik

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In het Duits is dit ...
A
eine Pette
B
eine Kappe
C
eine Kleppe
D
ein Kap

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
der Schal
B
die Krawatte
C
die Schuhe
D
das Kleid

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
der Schal
B
der Rock
C
das Kleid
D
der Anzug

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
die Krawatte
B
der Rock
C
die Hose
D
der Anzug

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Meer lessen zoals deze

Kleidung

- Les met 36 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Neue Kollegen

- Les met 14 slides
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Farben und Kleidung

- Les met 36 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Kleidung

- Les met 18 slides

V4 19.3. - 25.3. Oefentoetsen

- Les met 36 slides
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

3.4. Das bin ich Vorlieben 3-5

- Les met 30 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Kleidung

- Les met 13 slides
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

HNE Duits M2 K8 Aussehen les 1 m2b

- Les met 39 slides
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2