V4 19.3. - 25.3. Oefentoetsen

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programm 
Periode 4
Wortschatz Farben / Kleidung
Gespräch

Slide 2 - Tekstslide

Periode 4

Slide 3 - Tekstslide

Münster
Freitag,  16. Mai

Wie gaat niet mee?

Slide 4 - Tekstslide

Münster
8.30          Melden bij vakdocent bij schoolingang
9.00           Vertrek   (per klas in de bus)
ca. 12.00  Aankomst in Münster
13.00          Rondleiding
14.00          Vrije tijd voor opdrachten (in groepjes)
18.00         Verzamelen voor eten in Ratskeller
20.30          Vertrek     (ca. 23.15 terug)

Slide 5 - Tekstslide

Münster
Eigen lunchpaket meenemen!
 
3 Opdrachten:
Foto's         tijdens rondleiding met commentaar in het Duits
Postkaart  kopen en iets aardigs schrijven aan docent (Duits!!)
Interview   met passanten opnemen 
Interview inleveren op classroom tot maandag 20 mei



Slide 6 - Tekstslide

MO
ab Di 28.5.

Slide 7 - Tekstslide

Farben

Slide 8 - Tekstslide

Farben

Slide 9 - Woordweb

Welche Farbe siehst du?

Slide 10 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 11 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 12 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 13 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 14 - Open vraag

Welche Farbe siehst du?

Slide 15 - Open vraag

Übung: Ordne die Bilder den richtigen Farben zu.
schwarz

weiß

blau

gelb

rot
grün
braun
orange
lila
grau
rosa

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kleidung?

Slide 19 - Woordweb

die Hose
das T-Shirt
der Pullover
die Jacke
das Kleid
der Rock
die Socken
der Schuh
die Kleidung
grün
tragen
de jurk
de broek
het T-shirt
de trui
het jack, vest
de rok
de sokken
de schoen
de kleding
groen
dragen

Slide 20 - Sleepvraag

Macht eine Mindmap
zu zweit
der, die, das, die (Mz)

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Das Adjektiv = bijvoeglijk nw.

Slide 23 - Tekstslide

Adjektive
Das Auto ist rot.
Das rote Auto fährt schnell.
Das ist ein rotes Auto.

Slide 24 - Tekstslide

Bepaling
Er zijn drie stappen die je altijd moet nemen:

Stap 1: Hoort het in de Der-groep of Ein-groep?
Stap 2: Welk geslacht is het zelfstandig naamwoord (m / v / o / mv)?
Stap 3: In welke naamval staat het zelfstandig naamwoord?

Slide 25 - Tekstslide

Der-Gruppe

Slide 26 - Tekstslide

Der Gruppe    ->     - e
Wer ist der große Mann.
Da ist das große Auto. 
Das ist die schöne Blume.

Slide 27 - Tekstslide

Das _____ Auto (o) ist schlecht geparkt.
A
klein
B
kleiner
C
kleine
D
kleines

Slide 28 - Quizvraag

Die _________ Frau ist blind.
A
arm
B
armer
C
arme
D
armes

Slide 29 - Quizvraag

Ein-Gruppe

Slide 30 - Tekstslide

Adjektive   -  Ein-Gruppe
der rote Stift                                  ein roter Stift
                                                                 
die rote Tasche                             eine rote Tasche.

das rote Buch                                ein rotes Buch.

die roten Autos                            keine roten Häuser

Slide 31 - Tekstslide

Ein _____ Auto (o) ist schnell geparkt.
A
klein
B
kleiner
C
kleine
D
kleines

Slide 32 - Quizvraag

Das ist ein _______ Mantel.
A
grün
B
grüner
C
grüne
D
grünes

Slide 33 - Quizvraag

Eine _______ Bluse steht mir nicht.
A
rot
B
roter
C
rote
D
rotes

Slide 34 - Quizvraag

Gespräch
Bedenkt zu zweit ein Gespräch über Kleidung und übt das.

Slide 35 - Tekstslide

HA für Dinstag 15.4. 

Lernen: Wortschatz Farben, Kleidung






Slide 36 - Tekstslide