Laatste les voor de toets hoofdstuk 1

Lesprogramma

1.  Rekenwerk hoofstuk 1
2. Bespreken rekenvragen oefentoets 
3. Maken/Nakijken extra oefenopdrachten (eigen keuze)
4. Vragen stellen over hoofdstuk 1
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesprogramma

1.  Rekenwerk hoofstuk 1
2. Bespreken rekenvragen oefentoets 
3. Maken/Nakijken extra oefenopdrachten (eigen keuze)
4. Vragen stellen over hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

De leerdoelen
Aan het einde van deze les:
1.  Weet je hoe je een geldbedrag noteert
2. Kun je een gemiddelde berekenen
3. Kun je met procenten een getal berekenen
4. Kun je omrekenen van week naar maand en andersom
5. Kun je een reservering berekenen
 

Slide 2 - Tekstslide

Geldbedrag noteren
  • 2 decimalen (centen)
  • Je schrijft een komma (,) MAAR op je rekenmachine toets je een punt (.) in!
  • Bij duizendtallen schrijf je een punt, niet op je rekenmachine intoetsen!
1.260,75

Slide 3 - Tekstslide

Gemiddelde berekenen
Berekening:       Gemiddelde = het totaal ÷ het aantal

Voorbeeld
Je koopt twee flessen cola voor € 1,68 per fles en een fles sinas voor € 1,59.
Wat is de gemiddelde prijs per fles?
• Het totaalbedrag is 2 × € 1,68 + 1 × € 1,49 = € 4,95
• Het aantal flessen is 2 + 1 = 3
• De gemiddelde prijs per fles is € 4,95 ÷ 3 = € 1,65

Slide 4 - Tekstslide

Met procenten een getal berekenen
Te berekenen aantal of bedrag = Totaal : 100 x percentage.

Voorbeeld
Je krijgt 15 % korting op een televisie die normaal € 799,- kost.
Wat betaal je voor de televisie met de korting eraf.
Berekening;
€ 799,-(totaal) : 100 x 15 (percentage) = € 119,85 korting.
Wat betaal je? € 799,- - € 119,85 = € 679,15

Slide 5 - Tekstslide

Omrekenen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Jij krijgt € 3.50 zakgeld. Je vriend Arno heeft € 4,- zakgeld, Bjorn € 2,50 en Chris en Dirk krijgen elk € 4,50. Bereken hoeveel zakgeld jullie gemiddeld per persoon krijgen.

Slide 8 - Open vraag

De prijs van een T-shirt is € 19,-.
In de uitverkoop krijg je 65% korting.
Bereken de prijs in de uitverkoop.

Slide 9 - Open vraag

Maud heeft een maandbegroting gemaakt:
Inkomsten: zakgeld € 19,50, oppasgeld € 15,-.
Uitgaven: schoolkantine € 10,-, sport € 9,-, tijdschrift € 4,50
Bereken het zakgeld van Maud per week.

Slide 10 - Open vraag

Maud heeft een maandbegroting gemaakt:
Inkomsten: zakgeld € 19,50, oppasgeld € 15,-.
Uitgaven: schoolkantine € 10,-, sport € 9,-, tijdschrift € 4,50
Bereken hoeveel ze per maand over of tekort heeft.
A
€ 11,- tekort
B
€ 11,- over
C
€ 9,- over
D
€ 10,- tekort

Slide 11 - Quizvraag

Ruben wil een nieuwe crossfiets. Hij heeft een mooie gezien voor € 189,-. Het komende halfjaar gaat hij er elke maand een bedrag voor opzij zetten.
Bereken welk bedrag Ruben elke maand moet reserveren.

Slide 12 - Open vraag

De prijs van een pizza is € 2,95. De prijs gaat 20% omhoog. Een maand later is er een actie, je krijgt 10% korting.
Bereken hoeveel je door de kortingsactie meer betaalt dan de oorspronkelijke prijs na de prijsverhoging.

Slide 13 - Open vraag

De prijs van een T-shirt is € 19,-.
In de uitverkoop krijg je 65% korting.
Bereken de prijs in de uitverkoop.
Nu met een verhoudingstabel.

Slide 14 - Open vraag

Leerdoelen 1.1

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen 1.2

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen 1.3

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen 1.4

Slide 18 - Tekstslide

Tips:
* Ken de begrippen, bladzijde 27
* leer de gele samenvattingen op bladzijde 26
* rekenwerk “leer” je door te oefenen! 
gebruik hiervoor de groene bladzijdes (34 en 35)
* oefen de oefentoets op bladzijde 29
* oefen nog eens wat opgaves op bladzijde 30 en 31
* oefen digitaal
Oefen alleen dat wat je nog niet kan/weet!

Slide 19 - Tekstslide

De leerdoelen
Aan het einde van deze les:
1.  Weet je hoe je een geldbedrag noteert
2. Kun je een gemiddelde berekenen
3. Kun je met procenten een getal berekenen
4. Kun je omrekenen van week naar maand en andersom
5. Kun je een reservering berekenen
6. Weet je wat een vergelijkend warenonderzoek inhoudt 

Slide 20 - Tekstslide