Oefentoets Verbintenissenrecht

Oefentoets
Verbintenissenrecht

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerbintenissenrechtMBOStudiejaar 1,3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Verbintenissenrecht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waaruit kan een verbintenis ontstaan?
A
uit een overeenkomst
B
uit de wet
C
beide antwoorden zijn juist

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je schadevergoeding moet betalen omdat je een verkeersongeluk hebt veroorzaakt, is dat dan op grond van een verbintenis?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een overeenkomst is een
A
eenzijdige rechtshandeling
B
meerzijdige rechtshandeling

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een testament is een voorbeeld van een
A
eenzijdige rechtshandeling
B
meerzijdige rechtshandeling

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar vind je hoe lang een aanbod geldig is?
A
art. 1:234 BW
B
art. 6:221 BW

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als er een kleine fout is gemaakt in het aanbod van de verkoper, voor wiens rekening komt die dan?
A
van de verkoper
B
van de koper

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rechtshandeling kan door de ouders worden vernietigd?
1. Sanne (15) koopt schoenen van € 1.700
2. Eric (18) koopt een luxe laptop van € 4.999.
A
De rechtshandeling van Sanne
B
De rechtshandeling van Eric
C
Beide rechtshandelingen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt drie hulpmiddelen om onduidelijke overeenkomsten duidelijk te krijgen. Dat zijn:
hulpmiddel
geen hulpmiddeld
De wet
de redelijkheid en billijkheid
de goede trouw
de intuïtie
het recht van de sterkste
de gewoonte

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De proeftijd in een arbeidscontract mag volgens de wet maximaal 2 maanden duren.
Dit noemen we:
A
aanvullend recht
B
dwingend recht

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem de vier wilsgebreken

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Over welk wilsgebrek gaat het hier:
Sarah koopt een jurk van het merk Chanel voor € 7.000. Later blijkt het om een namaak-jurk te gaan. De verkoopster wist dit en had dus het opzet om Sarah om de tuin te leiden.
Sarah kan de verkoop nu vernietigen op grond van:
A
bedreiging
B
bedrog
C
dwaling
D
misbruik van omstandigheden

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stel: je buurman gaat op vakantie. Tijdens een storm valt een grote boom op het dak. Dat moet meteen worden hersteld. Jij betaalt de dakdekker.
Mag je het geld terugeisen van je buurman?
A
ja, op grond van onverschuldigde betaling
B
ja, op grond van zaakwaarneming

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je maakt per ongeluk geld over naar de verkeerde klasgenoot. Mag je het geld terugeisen?
A
ja, op grond van onverschuldigde betaling
B
ja, op grond van ongerechtvaardigde verrijking

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Art. 6:162 BW gaat over:
A
ongerechtvaardigde verrijking
B
onrechtmatige daad

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er is geen sprake van onrechtmatigheid als een van de volgende rechtvaardigingsgrond bestaat:
A
overmacht, noodweer, toestemming
B
redelijkheid, billijkheid, goede zeden

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schadevergoeding eisen is alleen mogelijk als er een vorm van schuld of risico is. Dat heeft te maken met:
A
causaliteit
B
toerekenbaarheid

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Causaliteit betekent:
A
Er is sprake van een oorzakelijk verband tussen handeling en schade
B
Er is sprake van verwijtbaar handelen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ouders zijn sowieso aansprakelijk voor de kinderen tot en met
A
13 jaar
B
14 jaar
C
15 jaar
D
16 jaar

Slide 19 - Quizvraag

Let op: tot 14, maar tot en met 13!
Een minderjarige van 16 jaar is zelf aansprakelijk voor de aangerichte schade.
A
klopt
B
klopt niet

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De werkgever is aansprakelijk voor de schade die zijn werknemer maakt tijdens het werk
A
klopt
B
klopt niet

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een producent van een gebrekkig product is aansprakelijk voor de schade aan het lichaam van het slachtoffer
A
klopt
B
klopt niet

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een producent van een gebrekkig product moet de schade aan de kleren van een slachtoffer betalen
A
klopt
B
klopt niet helemaal

Slide 23 - Quizvraag

franchise van 500
=> pas daarboven, dan wel alles!
Ook een nabestaande kan schadevergoeding krijgen!
A
klopt, affectieschade
B
klopt niet

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Famke-Louise heeft roddelpraat laten veroordelen tot
A
herstel in oorspronkelijke toestand
B
rectificatie

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies