HHC De arbeidsmarkt 3mk1

Welkom in deze les 

- Uitleg hoofdstuk 4 kader
-  Uitleg hoofdstuk 6 basis 






1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom in deze les 

- Uitleg hoofdstuk 4 kader
-  Uitleg hoofdstuk 6 basis 






Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je: 

- Uitleggen wat er wordt bedoeld met; de arbeidsmarkt 

- Vertellen wie er tot de beroepsbevolking horen 



Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 6 - De arbeidsmarkt

Slide 3 - Tekstslide

De markt
Vraag en aanbod komen bij elkaar op de markt. 

De vraag naar producten van klanten
Het aanbod van de marktverkopers die producten aanbieden

Slide 4 - Tekstslide

Arbeidsmarkt
Vraag naar arbeidskrachten en aanbod van arbeidskrachten komen hier samen! 

  • Elk bedrijf heeft mensen nodig! Dit noem je; Vraag naar arbeidskrachten

  • Mensen die kunnen en willen werken noem je; aanbod van arbeidskrachten



Slide 5 - Tekstslide

Aanbod van arbeidskrachten
Mensen tussen de 15 en 75 jaar die minimaal 12 uur per week kunnen werken.


Al deze mensen samen noemen we; de beroepsbevolking

Slide 6 - Tekstslide

Wil jij later liever een volledige baan of een deeltijd baan? leg je antwoord uit.

Slide 7 - Open vraag

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.

Een warenhuis zoekt een nieuwe directeur.
A
Vraag naar arbeidskrachten
B
Aanbod van arbeidskrachten

Slide 8 - Quizvraag

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.

Een scholier wil in de vakantie vakantiewerk doen
A
Vraag naar arbeidskrachten
B
Aanbod van arbeidskrachten

Slide 9 - Quizvraag

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.
het UWV zoekt werk voor pas ontslagen elektromonteurs.
A
Vraag naar arbeidskrachten
B
Aanbod van arbeidskrachten

Slide 10 - Quizvraag

Geef aan of het gaat om; vraag of aanbod van arbeidskrachten.
De baas van een crèche belt jou op en biedt je een baan aan.
A
Vraag naar arbeidskrachten
B
Aanbod van arbeidskrachten

Slide 11 - Quizvraag

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;

Saïd; een vmbo scholier van 16 jaar
A
Hoort bij de beroepsbevolking
B
Hoort niet bij de beroepsbevolking

Slide 12 - Quizvraag

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;

Harold; een werkloze man van 28 jaar
A
Hoort bij de beroepsbevolking
B
Hoort niet bij de beroepsbevolking

Slide 13 - Quizvraag

Geef aan of deze persoon wel of niet bij de beroepsbevolking hoort;
Louise; een vrouw van 77 jaar die nog niet wil stoppen met werken.
A
Hoort bij de beroepsbevolking
B
Hoort niet bij de beroepsbevolking

Slide 14 - Quizvraag

Arbeidssectoren
Je kunt de beroepen in NL verdelen in 4 sectoren:

1. Primaire (eerste) sector
2. Secundaire (tweede) sector.
3. Tertiaire (derde) sector.
4. Quartaire (vierde) sector.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Primaire en secundaire sector
  • Primaire sector. De beroepen die hieronder vallen leveren grondstoffen en voedsel. Denk aan; Landbouwbedrijven, jacht, veeteelt, visserij.

  • Secundair: De beroepen die hieronder vallen verwerken grondstoffen tot producten. Denk aan; fabrieken.

Slide 17 - Tekstslide

Tertiaire en quartiare sector
  • Tertiair: Verkoopsector. Winkels, horeca, de bank. 

  • Quartair; Dienstverlening, maken geen winst! Denk aan werken bij de; Politie, brandweer, ziekenhuis.

Slide 18 - Tekstslide

Gianni werkt in een verpleegtehuis voor ouderen. In welke arbeidssector werkt hij?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 19 - Quizvraag

Welke woord moet op de ... komen te staan?
Landbouw is een onderdeel van ................................................................... sector

Slide 20 - Open vraag

Er zijn 4 arbeidssectoren. Welke levert grondstoffen en voedsel?
A
De primaire sector
B
De secundaire sector
C
De tertiaire sector
D
De quartaire sector

Slide 21 - Quizvraag

De beroepsbevolking bestaat uit alle mensen tussen de .... en ..... jaar zijn en minimaal 12 uur per week kunnen werken
A
21 en 75
B
15 en 75
C
21 en 67
D
15 en 65

Slide 22 - Quizvraag