Les 13 ZK2A 26/03/24

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wel op tafel:
Map
Pen
Feniksboeken

Welkom bij de Geschiedenisles ZK2A!
Niet op tafel:
Telefoon of Zakkie
Laptop
Tas

timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Programma deze les:
  1. Verder met Russische Revolutie, communisme en Stalin (paragraaf 4.5)
  2. Daarna: Quiz
  3. Nu eerst: herhalen!

 

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling
  • Tsaar
  • Lenin
  • Communisme

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:


... Kun je met vertrouwen toewerken naar de toets. 

...kun je uitleggen wat de Russische Revolutie van 1917 was. (R)

...kan je uitleggen hoe Stalin de leider van de Sovjet-Unie werd. (T1)






















Slide 7 - Tekstslide

Van oorlog naar oorlog
Het communisme 
Stalin: leider van de Sovjet-Unie


Geschiedenis - Kader 2 

Slide 8 - Tekstslide

Maak opdracht 2 (werkboek blz. 101) 
timer
1:00
IN STILTE!

Slide 9 - Tekstslide

Het communisme
Karl Marx zag de ongelijkheid tussen mensen en wilde dat aanpakken. Hij bedacht het communisme. Hij zei dat bedrijven van de staat moesten zijn en dat alle rijkdom en bezit gelijk verdeeld moest worden. Dit mocht desnoods met geweld bereikt worden.
communisme
Politiek streven om alle rijkdom en bezit gelijk te verdelen. Zodat iedereen gelijk is.

Slide 10 - Tekstslide



De Russische Revolutie


Rusland werd voor 1917 bestuurd door de tsaar Nicolaas II. Hij had alle macht en was dus een absolute koning. Iedereen die het niet eens was met hem werd door de geheime politie opgepakt. 
In 1917 ging het erg slecht met Rusland:
  • veel mensen hadden honger
  • veel mensen leefden in armoede
  • de Eerste Wereldoorlog had véél levens geëist
tsaar
Russisch woord voor keizer/koning.
absolutisme
Dat een koning alle macht heeft.

Slide 11 - Tekstslide

De Russische Revolutie
De Russen kwamen daarom in opstand. Ze wilden gelijkheid voor iedereen. 
In 1917 kwam de leider van de revolutionairen, Vladimir Iljitsj Oeljanov ofwel Lenin, terug uit zijn ballingschap om de opstand te leiden. 
De tsaar werd afgezet en vermoord. De communisten grepen de macht. In 1922 werd Rusland omgedoopt tot de Sovjet-Unie en bestuurd door één partij: de communistische partij
communisme
Politiek streven om alle rijkdom en bezit gelijk te verdelen. Zodat iedereen gelijk is.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is het communisme?
A
Het streven om alle rijkdom bij de fabrieksbazen te houden.
B
Het streven om alle rijkdom gelijk te verdelen.
C
Het streven naar gelijkheid.
D
Het streven om ongelijk te zijn. Ik heb meer dan jij.

Slide 13 - Quizvraag

In welk jaar kwamen de Russen in opstand tegen de tsaar?
A
In 1914, meteen met de Eerste Wereldoorlog.
B
In 1917, toen er al veel doden waren gevallen en mensen ontevreden waren.
C
In 1924, toen mensen doorkregen dat de oorlog niet zou eindigen.
D
In 1939, toen Hitler de macht in Polen greep.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak voor de Russische Revolutie?
A
Mensen hadden veel honger.
B
Mensen waren arm.
C
Er waren veel slachtoffers gevallen in de Eerste Wereldoorlog.
D
De communisten kwamen aan de macht.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Stalin
Toen Lenin in 1924 overleed werd Jozef Stalin de nieuwe leider van de communistische partij. 
Stalin wilde met niemand samenwerken en werd vanaf 1928 dictator
  • bedacht de vijfjarenplannen: elke vijf jaar werd vooraf besloten wat en hoeveel de fabrieken gingen maken
  • wilde de Sovjet-Unie snel groot en sterk maken
dictator
Alleenheerser die vaak regeert met steun van het leger en de (geheime) politie.
vijfjarenplan
Van te voren besloten plan hoeveel en wat fabrieken in de komende vijf jaar gaan maken. Er werd niet meer, maar ook niet minder gemaakt.

Slide 17 - Tekstslide

Wie kwamen er in 1917 aan de macht?
A
De tsaar bleef zijn macht houden.
B
De communisten.
C
De nazi's.
D
De fabrikanten.

Slide 18 - Quizvraag

Wat werd in 1922 de naam van Rusland?
A
De Sovjet-Unie
B
Tsarenland
C
Rusland
D
Siberië

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een dictator?
A
Iemand die de macht deelt met anderen.
B
Iemand die zelf alle macht had.
C
Iemand die alleen heerst én de steun heeft van het leger en de (geheime) politie.
D
Iemand die de macht deelt met anderen en het volk laat beslissen.

Slide 20 - Quizvraag

Grote terreur
Omdat Stalin niemand vertrouwde zag hij iedereen als tegenstander. Hij liet iedereen oppakken die het oneens was met hem en stuurde deze mensen naar werkkampen in Siberië.
Rechtszaken waren maar schijn. Overal waren spionnen en verklikkers. Niemand durfde meer iets tegen hem te ondernemen.
terreur
Macht uitoefenen door geweld te gebruiken of daarmee te dreigen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Stalin: onze Grote Leider
Stalin maakte veel gebruik van propaganda. Daardoor werd hij door alle inwoners 'vadertje Stalin' genoemd.
Pas na de dood van Stalin (in 1953) kwamen er berichten naar buiten van de grote terreur die hij had aangericht. Meer dan 20 miljoen mensen waren gestorven.
terreur
Macht uitoefenen door geweld te gebruiken of daarmee te dreigen.
propaganda
Politieke reclame.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat is propaganda?
A
Politieke reclame
B
Politieke steun
C
Politieke tegenstand
D
Politieke opstand

Slide 25 - Quizvraag

Waarom maakte Stalin graag gebruik van propaganda?
A
Om te laten zien hoe slecht hij kon regeren.
B
Om te laten zien hoe geweldig andere mensen waren.
C
Om te laten zien hoe geweldig hij was.
D
Om te laten zien hoe geweldig andere landen waren.

Slide 26 - Quizvraag

Waar werden mensen naartoe gestuurd als ze het niet eens waren met Stalin?
A
Naar een hotel om even af te koelen.
B
Naar het buitenland, dan waren ze van die persoon af.
C
Naar school om te leren hoe het wel moet.
D
Naar werkkampen in Siberië, om keihard te werken.

Slide 27 - Quizvraag

Herhaling periode 3
Paragraaf 4.1


- Oorzaak en gevolg
- Aanleiding

- Moord of Franz Ferdinand (1914)

- Militarisme, 
- nationalisme, 
- modern imperialisme,
- bondgenootschappen, 
- ontstaan Duitsland,
- wapenwedloop

Slide 28 - Tekstslide

Herhaling periode 3
Paragraaf 4.1


Paragraaf 4.2
- Oorzaak en gevolg
- Aanleiding

- Moord of Franz Ferdinand (1914)

- Militarisme, 
- nationalisme, 
- modern imperialisme,
- bondgenootschappen, 
- ontstaan Duitsland,
- wapenwedloop

- Von Schlieffenplan
- België, Nederland en Luxemburg neutraal
- Vastgelopen in de modder in België
- Loopgraven 
- Zigzag
- Loopgraafvoeten en Shellshock

- 1918: Amerika raakt betrokken bij de oorlog --> Duitsland geeft zich over

Slide 29 - Tekstslide

Herhaling periode 3
Paragraaf 4.1


Paragraaf 4.2
Paragraaf 4.3
- Oorzaak en gevolg
- Aanleiding

- Moord of Franz Ferdinand (1914)

- Militarisme, 
- nationalisme, 
- modern imperialisme,
- bondgenootschappen, 
- ontstaan Duitsland,
- wapenwedloop

- Von Schlieffenplan
- België, Nederland en Luxemburg neutraal
- Vastgelopen in de modder in België
- Loopgraven 
- Zigzag
- Loopgraafvoeten en Shellshock

- 1918: Amerika raakt betrokken bij de oorlog --> Duitsland geeft zich over
- 1919: Verdrag van Versailles
- Duitsland krijgt de schuld:

- Herstelbetalingen
- Leger moet krimpen
- Land teruggeven
---> Duitsland voelt zich vernederd

- Weimarrepubliek
- Volkenbond
- 1929: economische crisis
- Dawesplan

Slide 30 - Tekstslide

Herhaling periode 3
Paragraaf 4.4


- Communisme
- Fascisme:
    - Sterke leider
    - Niet denken maar doen
    - Verheerlijking van geweld
    - Nationalisme
----------> Rassenleer / hiërarchie
----------> Zondebok: antisemitisme
- Nationaal-socialisme

- Opkomst Adolf Hitler
- Nazi-partij NSDAP in 1933 aan de macht

Slide 31 - Tekstslide

Herhaling periode 3
Paragraaf 4.4


Paragraaf 4.5
- Communisme
- Fascisme:
    - Sterke leider
    - Niet denken maar doen
    - Verheerlijking van geweld
    - Nationalisme
----------> Rassenleer / hiërarchie
----------> Zondebok: antisemitisme
- Nationaal-socialisme

- Opkomst Adolf Hitler
- Nazi-partij NSDAP in 1933 aan de macht
- Tsaar
- Volk ontevreden, want:
    - Ongelijkheid
    - Hongersnood
    - Veel soldaten gesneuveld
- 1917: Russische revolutie
- Communisme
- Lenin 1917-1924
- Stalin 1924-1953
- Geheime dienst
- Propaganda
- Terreur
- Vijfjarenplannen 

Slide 32 - Tekstslide

Maak opdracht 3 (werkboek blz. 101) 
IN STILTE!
timer
1:00

Slide 33 - Tekstslide