3k 2 Thuis in geldzaken

§2.1 Geld telt
Deze les leer je:
- Het verschil tussen directe en indirecte ruil
- 3 functies van geld
- Het verschil tussen giraal en chartaal geld
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§2.1 Geld telt
Deze les leer je:
- Het verschil tussen directe en indirecte ruil
- 3 functies van geld
- Het verschil tussen giraal en chartaal geld

Slide 1 - Tekstslide

Verschil tussen directe & indirecte ruil
Directe ruil:
Goederen of diensten worden geruild tegen andere goederen of diensten.

Indirecte ruil:
Je krijgt geld in ruil voor het werk wat je hebt gedaan.




Slide 2 - Tekstslide

Je kan geld op 3 manieren gebruiken:
Rekenmiddel (prijzen met elkaar vergelijken).
Spaarmiddel (geld apart zetten).
Ruilmiddel (goederen of diensten kopen met je geld).



Chartaal geld is:
Geld wat je in je portemonnee hebt.

Giraal geld is:
Geld wat er op de bankrekening staat.





Slide 3 - Tekstslide

Je hebt chartaal geld en giraal geld. Wat is chartaal geld?
A
Geld in je zak
B
Geld op je rekening

Slide 4 - Quizvraag

Is betalen met de pinpas giraal of chartaal geld?
A
Giraal geld
B
Chartaal geld

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen directe ruil en indirecte ruil?
A
Bij directe ruil betaal je gelijk
B
Bij indirecte ruil gebruik je geld als ruilmiddel en bij directe ruil niet
C
Bij indirecte ruil koop je iets en ontvang je het pas later
D
Bij indirecte ruil krijg je je geld pas later

Slide 6 - Quizvraag

§2.2 Betalen en bankieren
Deze les leer je:
- Het verschil tussen debet en credit saldo
- een berekening

Slide 7 - Tekstslide

Debet / credit saldo
positief = creditsaldo (sta je in de plus bij de bank)
negatief = debetsaldo (sta je in de min bij de bank)
.

Slide 8 - Tekstslide

Berekening

Er staat €700,- op een spaarrekening tegen 3% rente. Hoeveel rente ontvang je na één jaar?



Hoeveel rente ontvang je na 3 jaar?





Slide 9 - Tekstslide

Eindvraag




Wat is het verschil tussen debet en creditsaldo?


Slide 10 - Tekstslide

§2.3 Sparen met profijt
Deze les leer je:
- Wat het voordeel van sparen is
- Wat koopkracht is
- Wat inflatie is

Slide 11 - Tekstslide

Spaarmotieven
Er zijn drie redenen om te sparen:

  • sparen voor de rente;
  • sparen voor een doel;
  • sparen uit voorzorg.

Slide 12 - Tekstslide

Koopkracht
Je koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen. 

Je koopkracht is dus afhankelijk van: 
  • De prijzen 
  • Je inkomen 

 

Slide 13 - Tekstslide

Inflatie
Inflatie betekent een prijsstijging van goederen en diensten. Alles wordt dus duurder.

Door inflatie wordt de koopkracht kleiner.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is koopkracht?

Slide 15 - Open vraag

Wat is inflatie?

Slide 16 - Open vraag

§2.4 Risico’s van beleggen
Deze les leer je de volgende begrippen:
- Beleggen
- Beleggingsfonds
- Obligaties

Slide 17 - Tekstslide

Beleggen
Beleggers kunnen geld onder meer beleggen in:
- aandelen van individuele bedrijven (je koopt een stukje van een bedrijf)

- aandelen in beleggingsfondsen (Geef je je geld aan een deskundige, die het geld in meerdere bedrijven belegd. Als aandeelhouder heb je recht op een deel van de winst (dividend).

- obligaties (Leen je je geld uit aan de overheid of een onderneming. In ruil krijg je rente ervoor terug).


Slide 18 - Tekstslide

Leg uit wat de volgende 3 beleggingen zijn?

- aandelen van individuele bedrijven 

- aandelen in beleggingsfondsen 

- obligaties 


Slide 19 - Tekstslide

§2.5 Lenen en betalen
Deze les leer je:
- Wat de voor en nadelen zijn van geld lenen

Slide 20 - Tekstslide

Lenen

Waarom geld lenen?

  1. Voor grote uitgave
  2. Dringend geld nodig hebben

Nadelen

1. Je moet de lening terugbetalen
2. Je moet rente betalen?

  • Zou jij zelf geld lenen, waarom wel of niet?


Slide 21 - Tekstslide

Persoonlijke lening
  • Vast bedrag
  • Leen je in één keer het afgesproken bedrag
  • Terugbetalen in vaste gelijke termijnen


We maken opdracht 4 gezamenlijk.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een voordeel van geld lenen?

Slide 23 - Open vraag

Wat is een nadeel van geld lenen?

Slide 24 - Open vraag

§2.6 Kopen op krediet
Deze les leer je:
- Wat koop op afbetaling is
- Wat leasen is

Slide 25 - Tekstslide

Koop op afbetaling: Je koopt iets en de betaling vindt achteraf plaats (vaak in termijnen). Dit wordt ook wel doorlopend krediet genoemd. Nadeel is dat je meer terug moet betalen (rente + aflossing) dan dat je hebt geleend.

De koper wordt pas eigenaar als de laatste termijn is betaald, daarom wordt het eerst ook wel huurkoop genoemd.

Leasen: duurzame spullen lenen tegen betaling (bijv: auto).




Slide 26 - Tekstslide

Wat is kopen op afbetaling en wat is daar het nadeel van?


Je koopt iets en de betaling vindt achteraf plaats (vaak in termijnen)
Nadeel is dat je meer terug moet betalen (rente + aflossing) dan dat je hebt geleend.

Slide 27 - Tekstslide