1.3 Zuivere stoffen en Mengsels

1.3 Zuivere stoffen en Mengsels
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.3 Zuivere stoffen en Mengsels

Slide 1 - Tekstslide

Mengsels
  • Mengsels bestaan uit meerdere molecuulsoorten
  • Mengsels hebben een smelt- en kooktraject

Slide 2 - Tekstslide

Mengsel
Zuivere stof
Alcohol
Diamant
Roest
Bakpoeder
Brons
Kraanwater
Bloed
Koffiebonen

Slide 3 - Sleepvraag

Soorten mengsels
  • Homogene mengsels zijn mengsels waarbij je de verschillende onderdelen niet kunt onderscheiden
  • Homogene mengsels zijn oplossingen

Slide 4 - Tekstslide

Soorten mengsels
  • Heterogene mengsels zijn mengsels waarbij je de verschillende onderdelen wél kunt onderscheiden
  • Er zijn verschillende soorten heterogene mengsels

Slide 5 - Tekstslide

Soorten heterogene mengsels
  • vast in vloeistof: suspensie
  • vloeistof in vloeistof: emulsie
  • gas in vast/vloeistof: schuim
  • vast in gas: rook
  • vloeistof in gas: nevel

Slide 6 - Tekstslide

Soorten heterogene mengsels
  • Voorbeelden suspensie: chocolademelk, bloed
  • Voorbeelden emulsie: mayonaise, melk, water en olie
  • Voorbeelden schuim: piepschuim, slagroom
  • Voorbeelden nevel: haarlak, mist

Slide 7 - Tekstslide

Zelf aan de slag!
1.3 : 1 t/m 7

Slide 8 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
1.3 Herhaling en verdieping heterogene en homogene mengsels
1. 3 Rekenen aan mengsels
1.3 Zelf aan de slag!

Slide 9 - Tekstslide

Herhaling vorige les
Welke van deze stoffen is een homogeen mengsel?
hand omhoog = bovenste stof
hand omlaag = onderste stof 

Slide 10 - Tekstslide

Let op!
Een heterogeen mengsel hoef je niet altijd met de oog waar te nemen! 

Slide 11 - Tekstslide

Suspensie
= een vloeistof waar nog kleine stukjes vaste stof in zitten 

Slide 12 - Tekstslide

Emulsie
= een vloeistof waar je een andere vloeistof in zit 

Slide 13 - Tekstslide

Rook en Nevel
= een gas waar een vaste stof of vloeistof in zit

Een gas kan je namelijk nooit zien!

Slide 14 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - massa%
Massapercentage: hoeveelheid van een bestanddeel in een    
                                         mengsel in procenten


massapercentage=massa(geheel)massa(deel)×100

Slide 15 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - massa%
Voorbeeldopgave 
Halfvolle melk bevat 9,2 gram suiker per 200 gram melk. Bereken het massapercentage suiker van de halfvolle melk. 

Slide 16 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - massa%
Voorbeeldopgave 
Jam bevat 63 massa% suiker. Bereken hoeveel suiker er in een pot jam van 450 g zit.

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - volume%
Volumepercentage: hoeveelheid van een bestanddeel in een    
                                           mengsel in procenten


volumepercentage=volume(geheel)volume(deel)×100

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - volume%
Voorbeeldopgave 
In een fles brandspiritus van 750 mL zit 638 mL alcohol. Bereken het volumepercentage alcohol in de brandspiritus

Slide 19 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - volume%
Invullen van de formule voor volumepercentage geeft:


                                                                                                                          %
volumepercentage=750638×100=85,1

Slide 20 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - concentratie
Concentratie (g L-1): massa opgeloste stof (in gram) in één liter 
                                            oplossing.


concentratie=volume.oplossingmassa.opgeloste.stof

Slide 21 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - concentratie
Voorbeeldopgave 
In 200 mL Coca Cola zit 21,2 gram opgeloste suiker. Bereken de suikerconcentratie in Coca Cola.

Slide 22 - Tekstslide

Rekenen aan mengsels - concentratie
200 mL = 0,200 L
Invullen van de formule voor concentratie geeft:


                                                                                          g L-1
concentratie=0,20021,2=106

Slide 23 - Tekstslide