Stop 4! La négation

Stop 4! La négation
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Stop 4! La négation

Slide 1 - Tekstslide

Livre p.154

Slide 2 - Tekstslide

P.154 ex. 1
Lis le texte - 
Quelles sont les phrases négatives?

Puis regarde le tableau de l'exercice 2 

Slide 3 - Tekstslide

Exercices 3 à 5
+ correction

Slide 4 - Tekstslide

Les articles

Slide 5 - Tekstslide

Quelles catégories d'articles connais-tu?

Slide 6 - Woordweb

Quels sont les articles définis?

Slide 7 - Woordweb

Quels sont les articles indéfinis?

Slide 8 - Woordweb

Quels sont les articles partitifs?

Slide 9 - Woordweb

L'article défini
L'article indéfini
L'article partitif
le
la
les
l'
un
une
des
de la
du
des
de l'

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Video

De PADDENregel
In een negatieve zin wordt het
onbepaalde (un, une, des) 
en het deelaanduidend lidwoord (du, de la, de l',des)
vervangen door DE
Behalve als het werkwoord être is

Slide 12 - Tekstslide

exercice 6 + le cadre
p.156

Slide 13 - Tekstslide

La négation

niets =
A
ne...pas
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 15 - Quizvraag

La négation

nog niet =
A
ne...jamais
B
ne...pas
C
ne...pas encore
D
ne...encore

Slide 16 - Quizvraag

La négation

nooit =
A
ne...pas jamais
B
ne...pas
C
ne...jamais
D
ne...rien

Slide 17 - Quizvraag

La négation

niet meer =
A
ne...pas plus
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 18 - Quizvraag

La négation

niet/geen =
A
ne...pas
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vertaal je: Jij eet niets.
A
Tu ne manges rien.
B
Tu ne manges pas encore.
C
Tu manges rien.
D
Tu ne manges plus.

Slide 20 - Quizvraag

Hij vindt voetballen niet meer leuk.
A
Il n'aime plus le foot
B
Il n'aime jamais le foot
C
Il n'aime rien le foot
D
Il n'aime pas le foot

Slide 21 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Simon habite à Orléans.
A
Simon ne habites pas à Orléans
B
Simon n' habite pas en Orléans
C
Simon ne habite pas au Orléans
D
Simon n' habite pas à Orléans

Slide 22 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Adrien oublie toujours le petit déjeuner. 
A
Adrien n'oublie pas le petit déjeuner.
B
Adrien n'oublie jamais le petit déjeuner.
C
Adrien n'oublie le petit déjeuner pas.
D
Adrien n'oublie rien le petitdéjeuner.

Slide 23 - Quizvraag

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.
A
Je n'ai pas mangé aujourd'hui
B
Elle n'a fait jamais du sport.
C
Chloé n'est pas contente.
D
Nous ne pas avons regardé la télé.

Slide 24 - Quizvraag

Ontkenning. Hoe zet je "C'est" in de ontkenning?
A
Ce n'est pas
B
Ce ne est pas
C
C'est ne pas
D
C'n'est pas

Slide 25 - Quizvraag

De ontkenning:

Welke van de onderstaande ontkenning is NIET correct.
A
Ce n'est pas ici
B
Elle ne mange pas.
C
Chloé ne pas regarde
D
Nous ne trouvons pas le livre

Slide 26 - Quizvraag

Je peux manger une salade?

Welke van de woorden uit de zin is de persoonsvorm?
A
Je
B
peux.
C
manger
D
une salade

Slide 27 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans?
Ik heb mijn huiswerk nog niet gemaakt.
A
Je n'ai pas fait encore mes devoirs
B
Je n'ai pas encore fait mes devoirs.
C
J'ai ne pas fait encore mes devoirs.
D
J'ai ne pas encore mes devoir fait.

Slide 28 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans?
Ik wil dit boek niet meer lezen.
A
Je ne veux plus lire ce livre.
B
Je veux ce livre ne plus lire.
C
Je ne plus veux lire ce livre.
D
Je veux ne plus lire ce livre.

Slide 29 - Quizvraag

Let op!
toujours (altijd)  --> ne ... jamais
souvent (vaak) --> ne jamais
tout (alles) --> niets
quelque chose (iets) --> ne rien


Slide 30 - Tekstslide

Fais la négation:
Elle comprend --> (niets)

Slide 31 - Open vraag

Geef ontkennend antwoord op de vragen. Gebruik de ontkenning tussen haakjes en maak hele zinnen.
Tu es malade?
Non, je (nooit) _______________ malade

Slide 32 - Open vraag

Fais la négation:
Je suis fatigué (nooit).

Slide 33 - Open vraag

Maak de zin negatief:
Elle a une voiture

Slide 34 - Open vraag

Maak de zin negatief:
Elle mange de la soupe

Slide 35 - Open vraag

Maak de zin negatief:
Elle préfère la musique classique

Slide 36 - Open vraag

Maak de zin negatief:
Il y a une pomme sur la table.

Slide 37 - Open vraag

Maak de zin negatief:
C’est un ami français

Slide 38 - Open vraag

Maak negatief
Ils regardent la télévision

Slide 39 - Open vraag

Maak negatief
J'ai un chat

Slide 40 - Open vraag

Maak negatief
J'aime le chocolat

Slide 41 - Open vraag

Maak negatief
Je bois du café

Slide 42 - Open vraag

Maak negatief
Nous avons encore un livre.

Slide 43 - Open vraag

Maak negatief
Nous écoutons les oiseaux

Slide 44 - Open vraag

Maak negatief
Ce sont les frères de Chanelle.

Slide 45 - Open vraag

Maak negatief
Tu veux toujours du chocolat

Slide 46 - Open vraag

Slide 47 - Tekstslide

Ik snap hoe ik de ontkenning moet maken
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

Ik heb nog een vraag over de ontkenning zodat ik het beter ga begrijpen

Slide 49 - Open vraag

Slide 50 - Tekstslide