Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
A1 Taaltraining Frans 3 delend lidwoord, chiffres 100-100000, au/aux, prép. spatiales
Devoirs du Chapitre 2
WB ex. 24 à 33 pages 24-27
Extra WB ex. 35 et 37 p. 27-28
Apprendre TB page 28
Apprendre les mots du Chapitre 2
1 / 38
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Frans
Enseignement Professionnel
In deze les zitten
38 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
3 videos
.
Lesduur is:
120 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Devoirs du Chapitre 2
WB ex. 24 à 33 pages 24-27
Extra WB ex. 35 et 37 p. 27-28
Apprendre TB page 28
Apprendre les mots du Chapitre 2
Slide 1 - Tekstslide
Chapitre 3 En ville
Les monuments de Paris
TB p. 29
Slide 2 - Tekstslide
3A Paris, c'est magnifique !
Reportage sur le tourisme TB
1ab
c p. 30
Grammaire: Delend lidwoord, Bijvoeg, vnw TB
2, 3a
b
c
p. 31
Demander et dire ce qu'on aime TB 4,
5ab
p. 31-32
Les nombres de 100 à million TB
6ab
c p. 32
Slide 3 - Tekstslide
La négation
Je
n'
aime
pas
la négation.
Ne...pas
Niet
Slide 4 - Tekstslide
La négation / de ontkenning
Slide 5 - Tekstslide
La négation
Slide 6 - Tekstslide
Het delend lidwoord
Slide 7 - Tekstslide
Het delend lidwoord
Maar let op!
Na een
ontkenning
of een
hoeveelheidswoord
, veranderen de delende lidwoorden in
de/d'.
Slide 8 - Tekstslide
Het delend lidwoord
meervoud
des
enkelvoud (klinker of h)
de l'
vrouwelijk enkelvoud
de la
mannelijk enkelvoud
du
Slide 9 - Tekstslide
Delend lidwoord
A Ik kan een recept in het Frans schrijven
C Ik snap het delend lidwoord.
Slide 10 - Tekstslide
delend lidwoord
de/ d'
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
Slide 13 - Video
les nombres
Slide 14 - Tekstslide
Les chiffres 0 à 1000
0 = zéro 70 = soixante-dix 400 = quatre-cents
10 = dix 80 = quatre-vingts 500 = cinq-cents
20 = vingt 90 = quatre-vingt-dix 510 = cinq-cent-dix
30 = trente 100 = cent 660 = six-cent-soixante
40 = quarante 101 = cent-et-un 1000 = mille
50 = cinquante 200 = deux-cents
60 = soixante 300 = trois-cents
Slide 15 - Tekstslide
Les chiffres
cent-un deux-cent
s
cent-dix trois-cent
s
cent-vingt-et-un
...
1000 - mille 2000 - deux mille
mille-un
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Video
3A Exercices WB
A propos de la ville WB 1,
2
, 3
, 4,
5
page 29-30
Grammaire: bijvoeglijk naamwoord WB
6, 7
p. 30
Indiquer le chemin WB
8
p. 31
Grammaire: Les nombres 100 à l'infini WB 9,
10
Dire ce qu'on aime WB
11
p. 32
Slide 18 - Tekstslide
3B Pour aller à la gare...?
Indiquer le chemin TB
1abc
, 2,
3a
p. 33-34
Grammaire: aller au/aux, il faut TB
3bcd
p.34
Demander son chemin TB
4ab
, 5 p. 35
Slide 19 - Tekstslide
aller + voorzetsel naar
à + le = au Je vais au cinéma (au bij mnl woorden)
à + la = à la Je vais à la boulangerie (à la bij vrl woorden)
à + l' = à l' Je vais à l' hôtel. (à l' bij klinker of h)
à + les = aux Je vais aux magasins. (aux bij meervoud)
Slide 20 - Tekstslide
il faut
= iets moet / iets is nodig
je dois
partir à l'heure =
il faut
partir à l'heure
tu dois
faire du sport =
il faut
faire du sport
nous devons
rentrer =
il faut
rentrer
il faut +
hele werkwoord
altijd 'il', dit wijzigt niet!
Slide 21 - Tekstslide
Le verbe "devoir"
"Il faut"
Slide 22 - Tekstslide
Il faut prendre quelle ligne?
La ligne en direction de Châtelet?
Oui, et dans cinq minutes, il faut changer à Belleville.
Slide 23 - Tekstslide
De weg vragen
Slide 24 - Tekstslide
Expressions weg vragen / weg wijzen
Slide 25 - Tekstslide
Et les prépositions?
Slide 26 - Tekstslide
Les prépositions
Slide 27 - Tekstslide
Les prépositions (=voorzetsels)
Slide 28 - Tekstslide
3B Exercices WB
Indiquer le chemin WB
12, 13
p.32
Gramm. : prépositions spatiales, aller (gaan) WB
14, 15, 16
p.33
Expressions : aller au/aux, il faut WB
17
, 20, 21 p.34
Moyens de transport WB 18, 19,
22, 23
Slide 29 - Tekstslide
Devoirs du Chapitre 3
WB ex. 24 à 37 pages 36-39
Extra
WB
ex.
39 p. 40
Apprendre TB page 38
Apprendre les mots du Chapitre 3
Slide 30 - Tekstslide
wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, des
C
le, la, les
Slide 31 - Quizvraag
Een delend lidwoord gebruik je
A
zowel in het Nederlands als in het Frans
B
alleen in het Nederlands
C
alleen in het Frans.
D
bij uitzonderingen in het Frans
Slide 32 - Quizvraag
au
à la
aux
à l'
à + le
à + la
à + les
à + l'
Slide 33 - Sleepvraag
à l'
au
à la
aux
Slide 34 - Sleepvraag
Je vais à la / à l' / au / aux plage.
A
à la
B
à l'
C
au
D
aux
Slide 35 - Quizvraag
Je suis à la / à l' / au / aux hôtel.
A
à la
B
au
C
aux
D
à l'
Slide 36 - Quizvraag
kies nu uit: au / à la / à l' / aux
Je vais ..... hôtels (m). --> Noteer au / à la / à l' / aux
Slide 37 - Open vraag
Prépositions (exercice)
Slide 38 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
A1 Taaltraining Frans 4/5 delend lidw hoevlh/ontk., prendre, kloktijden, acheter, jours sem, nombres
Januari 2023
- Les met
49 slides
Frans
Enseignement Professionnel
A2 Taaltraining Frans 2 wederkerend ww, y/en, mal à, gebiedende wijs
December 2022
- Les met
40 slides
Frans
Enseignement Professionnel
A2 Taaltraining Frans 7 alle ontkenningen, gérondif
Februari 2023
- Les met
27 slides
Frans
Enseignement Professionnel
Vincent van Gogh : réalité ou fiction
April 2021
- Les met
35 slides
door
Van Gogh Museum
Arts
Histoire-Géographie
Enseignement Secondaire
Van Gogh Museum
A1 Taaltraining Frans 1 prononciation, liaison, alphabet, être, pers.vnw.
December 2022
- Les met
24 slides
Frans
Enseignement Professionnel
à la, au, à l', aux
Juni 2023
- Les met
24 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Sentiments peints
April 2021
- Les met
13 slides
door
Van Gogh Museum
Arts
Enseignement Secondaire
l'âge 12,13
Van Gogh Museum
Les 5: Herhaling: wegwijzen, werkwoorden; nieuw: expressions / avoir mal
Mei 2022
- Les met
17 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2