Opdracht 1: Welke woorden horen volgens jou bij een gezonde leefstijl?
Opdracht 2: Bespreek samen de woordwolk, wat valt op?
Opdracht 3: Kijk naar de plaatjes, vind jij deze activiteiten gezond of ongezond? Vertel waarom? Bespreek met je tafelmaatje wat de voor- en de nadelen zijn.
Opdracht 4: Lees de stellingen (statements), zet een kruisje bij de cijfers 1=nooit 2 heel soms, 3= soms 4= vaak 5= altijd. Vergelijk jouw tabel met de tabel van je tafelmaatje. Wat valt je op?