Rubiks kubus

Waar zal de tekst over gaan?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waar zal de tekst over gaan?

Slide 1 - Tekstslide

- Heb je zelf een Rubiks kubus?

- Wat maakt het aantrekkelijk om met deze kubus bezig te zijn?

Slide 2 - Tekstslide

Samen de tekst lezen.......

Slide 3 - Tekstslide

Filmpjes (ook van de kleinste kubus)

Slide 4 - Tekstslide

Zelf de tekst lezen

Je leest nu zelf de tekst en bij elke alinea onderstreep je de informatie die jij het belangrijkst vindt.  Wat zijn de hoofdzaken per alinea?
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nu gemaakt?

Als je al deze hoofdzaken achter elkaar zou zetten, wat heb je dan gemaakt? 

Wanneer kan wat je nu geleerd hebt gebruiken?

Slide 6 - Tekstslide

Afsluiting
- Uitleg boekenzoeker

- quiz

Slide 7 - Tekstslide

Husselwoorden

Welk woord kun je maken van de gehusselde letters?

Slide 8 - Tekstslide

ijknon

Slide 9 - Open vraag

barez

Slide 10 - Open vraag

Loop nou eens door!

In deze zin staat....

A
Een gebiedende wijs
B
Een onderwerp
C
Een heel werkwoord
D
De voltooid tegenwoordige tijd

Slide 11 - Quizvraag

1: Word je blij van school?
2: Word jouw zusje blij van school?
A
Alleen zin 2 is juist
B
Alleen zin 1 is juist
C
Beide zinnen zijn juist
D
Beide zinnen zijn onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een sterk werkwoord?
A
De stam van het werkwoord
B
Dat verandert van klank.
C
Dat verandert niet van klank.
D
Geen van allen.

Slide 13 - Quizvraag

'T ex-kofschip gebruik je bij de verleden tijd van de persoonsvorm.
A
Wat voor schip?
B
Dat is niet waar
C
Persoonsvorm?
D
Dat is waar

Slide 14 - Quizvraag


Ik leide haar om de tuin.
A
Dat is goed
B
Dat is fout. Het moet zijn: leidde.
C
Dat is fout. Het moet zijn: leidden.
D
Dat is fout. Het moet zijn: lijdde.

Slide 15 - Quizvraag

Meneer Mol (fronzen) zijn wenkbrauwen.
Schrijf de verleden tijd.
A
Fronste
B
Fronsde
C
Fronzden
D
Fronzde

Slide 16 - Quizvraag

Land je morgen op Schiphol?

Dit is correct. Maar waarom?
A
Omdat je/jij achter de persoonsvorm staat.
B
Omdat 'je' het onderwerp is.
C
Omdat je altijd de stam schrijft bij 'je'.
D
Omdat het een vraagzin is.

Slide 17 - Quizvraag

Wordt nou eens wakker!!
'Wordt' is hier verkeerd gespeld. Waarom? Er is hier sprake van....
A
Een uitroep.
B
Een voltooid deelwoord.
C
Een meervoudsvorm.
D
Een gebiedende wijs.

Slide 18 - Quizvraag

Ik schrobte de vloer met een borstel.
A
Dit is juist: Als ik het hardop zeg, hoor ik een ''T".
B
Dit is onjuist: De B staat niet in 't ex-kofschip.
C
Dit is onjuist: Schrobben is altijd vervoegd met een T.
D
Dit is juist: Stam+ TE.

Slide 19 - Quizvraag

Mijn zus en ik (proberen) om stiekem binnen te komen op het feestje. Schrijf de verleden tijd.
A
Probeerde
B
Probeert
C
Probeerden
D
Proberen

Slide 20 - Quizvraag

Welke kleuren heeft de Nederlandse vlag?

Slide 21 - Open vraag

Wat zijn de buurlanden van Nederland?

Slide 22 - Open vraag

Wie is deze mevrouw?

Slide 23 - Open vraag

Wat is de hoofdstad van Nederland?

Slide 24 - Open vraag

Waar leggen koning Willem Alexander en koningin Maxima op 4 mei kransen?
A
Bij het koningshuis
B
Op de Dam
C
Paleis het Loo
D
Erasmusbrug

Slide 25 - Quizvraag

Hoe heet het grootste vliegveld van Nederland?

Slide 26 - Open vraag

Waar ligt de grootste haven van Nederland?
A
Amsterdam
B
Utrecht
C
Rotterdam
D
Zwolle

Slide 27 - Quizvraag

Welk vervoersmiddel is in Nederland erg populair?

Slide 28 - Open vraag

Hoeveel provincies heeft Nederland?
A
10
B
11
C
12
D
13

Slide 29 - Quizvraag