Unit 5 - Ireland - BK1 - RECAP

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Recap Unit 5

Slide 2 - Tekstslide

- Ik weet welke grammatica er van mij gevraagd wordt, kan deze uitleggen, begrijpen en toepassen in de zin.
- Ik heb geoefend met de stof voor het proefwerk.
- Ik heb mijn laatste vragen gesteld over/voor het proefwerk








Slide 3 - Tekstslide

Heb je je huiswerk gemaakt?
A
Ja!
B
Nee....

Slide 4 - Quizvraag

Zo niet, waarom niet?
Zo wel, heb je nog vragen?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Present simple of present continuous:

Listen! They .....(sing) along to the radio.
A
are singing
B
sing

Slide 8 - Quizvraag

Present simple of present continuous:

We ..... (play) football here every week.
A
are playing
B
play

Slide 9 - Quizvraag

Present simple of present continuous:

We .... (go) to a restaurant once a month.
A
are going
B
go

Slide 10 - Quizvraag

Present simple of present continuous:

Can you see if it ....... (rain) outside?
A
is raining
B
rains

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Vul in: Much of Many of Lot of

Dad has got ......... work to do every day.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 14 - Quizvraag

Vul in: Much of Many

I don’t know .......... songs by Taylor Swift.
A
much
B
many

Slide 15 - Quizvraag

Vul in: Much of Many

Do you have ....... homework today?
A
much
B
many

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Kies de juiste vergelijking woord:

That is ..... (nice) painting that I have seen.
A
nicer
B
the nicest

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vergelijking woord:

Avatar is probably ... (bad) film that was ever made!.
A
bader
B
the badest
C
worse
D
the worst

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste vergelijking woord:

I think October is ... (wet) month of the year.
A
wetter
B
the wettest

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste vergelijking woord:

(little) My sweater was .... expensive ..... yours.
A
less ... than
B
more ... than

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Voeg *will* of *won't* toe in de zin:

(+) You ..... like that film.

Slide 24 - Open vraag

Voeg *will* of *won't* toe in de zin:

(-) You ..... like that film.

Slide 25 - Open vraag

Voeg *will* of *wo'nt* toe in de zin:

(+) I’m sure you ..... love it.

Slide 26 - Open vraag

Voeg *will* of *won't* toe in de zin:

(-) We ... go to Dublin next week.

Slide 27 - Open vraag

Wanneer gebruiken we het woordje *will*?
A
Als naam
B
Om iets over het verleden te vertellen
C
Om iets over de toekomst te vertellen

Slide 28 - Quizvraag

Vul in: *will* of *won't*

(+ ) We ...... go to Dublin next week.
A
will
B
Won't

Slide 29 - Quizvraag

Vul in: *will* of *won't*

(-) She ..... visit us next weekend.
A
will
B
Won't

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Study: 
Vocabulary, expressions, grammar 

Practice: Test yourself + Versterk jezelf 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Wat hebben we vandaag geleerd?

Slide 34 - Open vraag

Vragen?

Slide 35 - Open vraag