Herhaling thema 2 verzorging

Toets Thema 2 Verzorging Kader
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toets Thema 2 Verzorging Kader

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling thema 2
Deze les gaan we alle basisstoffen van thema 2 herhalen. 
Het is een oefening, weet je een vraag niet gok dan het antwoord.

Slide 2 - Tekstslide

1. Gedrag is alles wat een mens of ander dier doet.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quizvraag

2.
Een voorbeeld van verbale communicatie is een artikel in de krant.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

3.
Niet goed luisteren kan een communicatiestoornis veroorzaken.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

4. Een voorbeeld van een inwendige prikkel is honger.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

5.
Aangeleerd gedrag speelt bij mensen een belangrijkere rol dan bij dieren.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

6.
Sociale dieren noem je solitaire dieren.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

7.
Pesten kun je het beste aanpakken door het te negeren.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

8.
Je uitstraling is de indruk die je op anderen maakt.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

9.
Een cultuur is de manier waarop een grote groep mensen leeft.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

10.
Dominant is hetzelfde als onderdanig.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

11 Welke van de volgende uitspraken is een waarde?
A
Je hoort beleefd te zijn.
B
Je kunt maar beter niet aan drugs beginnen.
C
Je mag geen spullen van anderen stelen.

Slide 13 - Quizvraag

12. Welke twee uitspraken over normen zijn juist? Kies er 1 uit!
A
Normen zijn een soort ongeschreven wetten.
B
Normen zijn gedragsregels waaraan je je te houden hebt.
C
Normen zijn niet gebonden aan een cultuur.
D
Normen zijn straffen voor wie zich niet aan de regels houdt.

Slide 14 - Quizvraag

Torenvalken hangen vaak bijna stil in de lucht. Ze bewegen alleen hun vleugels een beetje. Ze zien op de grond een prooi, bijvoorbeeld een muis. Plotseling maken zij een duikvlucht om de prooi te grijpen.

13 Welk begrip hoort bij de duikvlucht?

A
impuls
B
prikkel
C
respons

Slide 15 - Quizvraag

Je kunt op verschillende manieren communiceren.
14 Welke omschrijving hoort bij lichaamstaal?

A
de indruk die je op anderen maakt
B
geen rekening houden met anderen
C
non-verbale communicatie met behulp van een gezichtsuitdrukking

Slide 16 - Quizvraag

Gedrag van mensen wordt bepaald door erfelijke factoren en aangeleerd gedrag.
15 Welke twee reacties zijn voorbeelden van aangeleerd gedrag? Kies 1 antwoord uit.

A
de kniepeesreflex
B
een jas aantrekken als het koud is buiten
C
het warm krijgen tijdens de gymles
D
stil worden als de docent daarom vraagt

Slide 17 - Quizvraag

16 Welke omschrijving hoort bij motivatie?
A
de bereidheid om te reageren op prikkels
B
de prikkel die altijd een respons oproept
C
de prikkel die van buiten het lichaam komt
D
de reactie op een prikkel

Slide 18 - Quizvraag

17 Wat is een vooroordeel?
A
als een ander niet begrijpt wat je bedoelt
B
de indruk die je maakt op mensen
C
een meestal negatieve mening die niet op feiten gebaseerd is
D
een meestal positieve mening over iemand die je goed kent

Slide 19 - Quizvraag

18 Door welk gedrag van anderen kun je je onveilig voelen? Er zijn twee antwoorden goed, maar kies er 1!
A
door een aangename lichaamshouding
B
door op een vervelende manier aanraken
C
door vervelende opmerkingen
D
door vriendelijke berichten

Slide 20 - Quizvraag

19 Welk gedrag hoort bij territoriumgedrag? Er zijn twee antwoorden goed.
A
grenzen afbakenen
B
spelen
C
trappelen
D
vechten

Slide 21 - Quizvraag

20 Hieronder staan verschillende kenmerken. De kenmerken horen bij bepaald gedrag. Koppel de kenmerken met de juiste gedragingen: 
een grapje maken
schelden
een naar bericht over iemand op Facebook plaatsen
naar iemand wijzen en gekke gezichten trekken
cyberpesten
verbaal pesten 
non-verbaal pesten 
plagen

Slide 22 - Sleepvraag