Herhalen Lezen H2 en H3 - tekstverbanden en signaalwoorden

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
  • Planning periode
  • Herhalen H2 
  • Start H3
  • Opdracht

Slide 2 - Tekstslide

Periode A
Lezen H1 t/m 3 
Toetsmoment: woensdag 9 oktober 

Woordenschat H1 t/m 5
Toetsmoment: maandag 11 november 

Slide 3 - Tekstslide

Gisteren: 
het verschil tussen 'daarom' en 'daardoor'

a De weg is spiegelglad. Daarom lopen de kinderen heel voorzichtig naar school.
b De weg is spiegelglad. Daardoor gaan veel fietsers op de brug onderuit.
c Max' buurjongen is fanatiek aan het drummen. Daarom doet Max oordoppen in.
d Max' buurjongen is fanatiek aan het drummen. Daardoor kunnen ze elkaar bij Max thuis niet verstaan.


  • Daarom --> waarom iemand iets vindt of doet (keuze/niet noodzakelijk)
  • Daardoor --> waardoor iets gebeurt (buiten iemands wil om/geen keuze)
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

H2 en H3: Tekstverbanden en signaalwoorden 

In een goede tekst hangen woorden, zinnen en alinea’s met elkaar samen. Die samenhang heet het tekstverband



Slide 5 - Tekstslide

H3: tekstverbanden en signaalwoorden (2)
  • Opdrachtje: bedenk bij elk tekstverband een zin.
  • Je mag in tweetallen werken.
  • Je hebt twee minuten.
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 7 - Quizvraag

Maak een zin met een signaalwoord.

Slide 8 - Open vraag

Welke signaalwoorden horen bij een opsomming?
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
maar, echter, toch, tegenover
C
bijvoorbeeld, zo, zoals
D
want, omdat

Slide 9 - Quizvraag

Signaalwoord tegenstelling
Signaalwoord argument/reden
Signaalwoord oorzaak/gevolg
maar
Namelijk
met as gevolg
echter
Immers
Want
Omdat
doordat
daaren-
tegen

Slide 10 - Sleepvraag

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstelling?
A
omdat
B
echter
C
daardoor

Slide 11 - Quizvraag

Tekstverband = reden
Tekstverband = tegenstelling
Signaalwoord:         want
Signaalwoord
    omdat
Signaalwoord:
      echter
Signaalwoord:
    maar

Slide 12 - Sleepvraag

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

maar

  slecht

Slide 13 - Sleepvraag

Vandaag
Leren: signaalwoorden bij de tekstverbanden 

Maken: 
  • H3 opdracht 3 t/m 8




Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda bij de volgende les.
timer
10:00

Slide 14 - Tekstslide