1. Je kan de verschillen in de vormgeving beschrijven tussen Romaanse en (vroege, hoge, late) Gotische schilderkunst;
2. Je kan de verschillen in de vormgeving beschrijven tussen Romaanse en (vroege, hoge, late) Gotische beeldhouwkunst;
3. Je kan uitleggen wat de functies zijn van kunst in de middeleeuwen;
4. Je kan de Bijbelse onderwerpen herkennen in de voorstellingen van beelden/schilderijen: schepping, zondeval, (aankondiging/ annunciatie van) Jezus geboorte, laatste avondmaal, kruisiging en opstanding van Christus, Hemelvaart, Pinksteren en Het Laatste Oordeel.
5. Je weet wie de opdrachtgevers waren voor de ‘kunstenaars’ in de middeleeuwen;
6. Je kan verschillende voorwerpen benoemen die voor de kerk werden gemaakt en uitleggen welke materialen hiervoor werden gebruikt en waarom;
7. Je kan de positie van de middeleeuwse kunstenaar beschrijven.