2BKT - Spelling H5 - Lastige werkwoorden

Spelling & werkwoordspelling 
Hoofdstuk 5 
Lastige werkwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling & werkwoordspelling 
Hoofdstuk 5 
Lastige werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

DOEL
  • Je kan/weet werkwoorden die beginnen met ge-, be-, ver-, ont-, her-, of over- goed spellen;
  • Je kan/weet de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Sommige werkwoorden beginnen met be- of ver- of over-, zoals bevrijden, vertellen en overhalen
Geef zelf twee (andere) voorbeelden van dit soort werkwoorden. 

Slide 3 - Woordweb

Waarom moeten we dit doen? 
Wanneer je teksten typt in Word en de spellingcontrole gebruikt, is het verstandig om naar het volgende uitlegfilmpje te kijken. Dan weet je waarom het belangrijk is om de uitleg over deze lastige werkwoorden te leren en te oefenen. 

Spellingcontrole in Word gaat je daar namelijk niet mee helpen!
Dan typ je dus werkwoorden fout!

Slide 4 - Tekstslide

1

Slide 5 - Video

03:33
Waarom is het dus belangrijk dat je de regels moet kennen en niet op Word moet vertrouwen?
Geef antwoord met een goede zin.

Slide 6 - Open vraag

Uitleg werkwijze
Tijdens het bekijken en beluisteren van de video-uitleg over lastige werkwoorden moet je een aantal vragen beantwoorden. Daarnaast moet je het theorieschema verder invullen. Dat schema (Worddocument) hangt in de les van vandaag en kun je op je laptop verder invullen, terwijl of nadat je de video hebt bekeken. Sla het door jou ingevulde document goed op.
Voorlezen

Slide 7 - Tekstslide

6

Slide 8 - Video

01:16

Vul het goede werkwoord in:

1) Hij betaalt/betaald de rekening.
2) Ik heb de rekening betaalt/betaald. 
A
1) betaalt 2) betaalt
B
1) betaalt 2) betaald
C
1) betaald 2) betaalt
D
1) betaald 2) betaald

Slide 9 - Quizvraag

02:03

Is onderstaande uitspraak juist of niet? 

De woordjes aan de linkerkant moeten met een 't' geschreven worden, omdat het de persoonsvorm is en het onderwerp dat er bij hoort een hij, zij of het is. 
A
onjuist
B
juist

Slide 10 - Quizvraag

02:21

De woorden aan de rechterkant zijn voltooid deelwoorden. Of je voltooid deelwoorden met een 't' of 'd' moet schrijven, kun je te weten komen door de woorden uit te spreken en langer te maken. Dan hoor je wat je moet schrijven: een 't' of een 'd.'
Is deze uitspraak juist of onjuist? 
Voorlezen van vraag
A
onjuist
B
juist

Slide 11 - Quizvraag

04:16
Leg uit hoe je te weten kunt komen dat de werkwoorden 'heeft' (in de eerste zin) en 'herkent/herkend' (in de tweede zin) persoonsvormen zijn.

Met andere woorden: hoe vind je de persoonsvorm in een (samengestelde) zin?

Slide 12 - Open vraag

04:58

Wat is de goede schrijfwijze van de werkwoorden?
Ondanks het carnavalsmasker heeft Jan haar snel _________________(1 herkennen), maar zij _______________(2 herkennen) hem pas later op de avond. 
A
1) herkent 2) herkent
B
1) herkend 2) herkend
C
1) herkent 2) herkend
D
1) herkend 2) herkent

Slide 13 - Quizvraag

05:39
Maak twee zinnen met het werkwoord verbeteren. Het onderwerp in beide zinnen is 'Het meisje.'
Zin 1 pv: werkwoord verbeteren als persoonsvorm.
Zin 2 volt. dw : werkwoord verbeteren als voltooid deelwoord.
Typ 'Zin 1 pv' en 'Zin 2 volt. dw.' ook voor je zinnen.
Voorlezen

Slide 14 - Open vraag

Even oefenen! 

Slide 15 - Tekstslide

Het _____________ (gebeuren) iedere dag wel een keer dat de wifi uitvalt.

Beantwoord of het hier een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord en wat de goede schrijfwijze dus is.

A
pv - gebeurt
B
pv - gebeurd
C
volt.dw. - gebeurt
D
volt.dw. - gebeurd

Slide 16 - Quizvraag

Ze heeft al vijf keer haar wachtwoord __________ (veranderen).

Beantwoord of het hier een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord en wat de goede schrijfwijze dus is.

A
pv - verandert
B
pv - veranderd
C
volt.dw. - verandert
D
volt.dw. - veranderd

Slide 17 - Quizvraag

Mijn oma _______________ (verhuizen) morgen naar Veghel.

Beantwoord of het hier een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord en wat de goede schrijfwijze dus is.

A
pv - verhuisd
B
pv - verhuist
C
volt.dw. - verhuisd
D
volt.dw. - verhuist

Slide 18 - Quizvraag

De verkoper had de prijs al ___________________(berekenen).

Beantwoord of het hier een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord en wat de goede schrijfwijze dus is.

A
pv - berekent
B
pv - berekend
C
volt.dw. - berekend
D
volt.dw. - berekent

Slide 19 - Quizvraag

Hij _____________ (beloven) dat hij snel terugkomt vandaag.

Beantwoord of het hier een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord en wat de goede schrijfwijze dus is.

A
pv - belooft
B
pv - beloofd
C
volt.dw. - belooft
D
volt.dw. - beloofd

Slide 20 - Quizvraag

Nu ________________(vertellen) zij mijn geheim door!

Beantwoord of het hier een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord en wat de goede schrijfwijze dus is.

A
pv - verteld
B
pv - vertelt
C
volt.dw. - vertelt
D
volt.dw. - verteld

Slide 21 - Quizvraag

Jij ________________(verbeteren) natuurlijk je fouten.

Beantwoord of het hier een persoonsvorm is of een voltooid deelwoord en wat de goede schrijfwijze dus is.

A
pv - verbetert
B
pv - verbeterd
C
volt.dw. - verbetert
D
volt.dw. - verbeterd

Slide 22 - Quizvraag

GELEERD

  • Je kan/weet werkwoorden die beginnen met ge-, be-, ver-, ont-, her-, of over- goed spellen; 
  • Je kan/weet de moeilijke woorden uit deze paragraaf goed spellen.

Slide 23 - Tekstslide

Aan het werk met: 
Hoofdstuk 5  - Trainen: 
  • Taalverzorging - moeilijke woorden 
  • Taalverzorging 3 - Spelling 

Klaar?  



Slide 24 - Tekstslide