Spelling H5

l
Goedemorgen klas 1D
Vandaag...
- Spelling H5

Kijk je huiswerk (opdracht 2 t/m 4 van formuleren) na in stilte.

Klaar? --> lezen in leesboek.





timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

l
Goedemorgen klas 1D
Vandaag...
- Spelling H5

Kijk je huiswerk (opdracht 2 t/m 4 van formuleren) na in stilte.

Klaar? --> lezen in leesboek.





timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doel: ik kan zwakke werkwoorden goed spellen in de verleden tijd,

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
-Vragen over formuleren                                  5 min
-Uitleg spelling H5                                              20 min
-Opdracht samen maken                                  10 min
-Zelfstandig werken                                           25 min
-Beterspellen                                                         5 min

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De klank verandert niet --> zwak werkwoord.



zwakke werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De klank verandert niet --> zwak werkwoord.
rijden-reden
geven-gaven
printen-printten
klagen-klaagden
dansen-dansten


zwakke werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De klank verandert niet --> zwak werkwoord.
rijden-reden
geven-gaven
printen-printten
klagen-klaagden
dansen-dansten


zwakke werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De klank verandert niet --> zwak werkwoord.
  • Enkelvoud(1 persoon) --> ik-vorm+ de/te
  • Meervoud(meerdere personen) --> ik-vorm+ den/ten




zwakke werkwoorden

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
De klank verandert niet --> zwak werkwoord.
  • Enkelvoud(1 persoon) --> ik-vorm+ de/te
  • Meervoud(meerdere personen) --> ik-vorm+ den/ten
  •  Afhankelijk van laatste letter van de ik-vorm --> kijken  naar 't kofschip



zwakke werkwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.


  • Enkelvoud(1 persoon) --> ik-vorm+ de/te
  • Meervoud(meerdere personen) --> ik-vorm+ den/ten
  •  Afhankelijk van laatste letter van de ik-vorm --> kijken  naar 't kofschip
laatste letter in 't kofschip --> + te (enk), + ten (meerv)
laatste letter niet in 't kofschip --> + de (enk) + den (meerv)


zwakke werkwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.

  • Johan komt morgen wat later. Hij wil eerst een gitaar kopen.




Verwijswoorden

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.

  • Johan komt morgen wat later. Hij wil eerst een gitaar kopen.
met ''Hij'' wordt Johan bedoelt --> hij verwijst naar Johan --> Hij=verwijswoord



Verwijswoorden

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.

Ik ga mijn horloge ruilen. Ik vind dat het te groot is.





Verwijswoorden

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Met een verwijswoord kun je ''verwijzen'' naar woorden die je eerder in je zinnen al gebruikt hebt.

Ik ga mijn horloge ruilen. Ik vind dat het te groot is.
met ''het' wordt mijn horloge bedoelt --> het verwijst naar mijn horloge --> Het=verwijswoord




Verwijswoorden

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Verwijswoorden
Zelfstandig naamwoord
Verwijswoord
enkelvoud, mannelijk 
hij, hem, deze, die
enkelvoud, vrouwelijk
zij(ze), haar, deze, die
enkelvoud, onzijdig
het, dit, dat
meervoud
zij, ze, hen, hun, deze, die

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
  • Jolanda keek boos naar Frank, maar die(-->Frank) negeerde haar(-->Jolanda). 
  • Bij Van Haren zijn schoenen te koop die jij mooi vindt. Wil je die(--> schoenen) nog kopen?


Verwijswoorden

Slide 15 - Tekstslide

Uitleg:
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Pak opdracht 1 erbij op blz. 136 Schrijf mee in je schrift!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
Je maakt opdracht 2 t/m 5 op blz. 137 (dit is je huiswerk)
Je werkt in stilte en alleen
Klaar? --> verder aan uitgedeelde opdracht
timer
25:00

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies